
Полная версия
A Polyglot of Foreign Proverbs
Elk zijns gelijk, ’t zij arm of rijk. Like will to like, be they poor or rich.
Eendragt maakt magt. Union is strength.
En straft of streelt u vrouwe niet, waar ’t iemand hoort of iemand ziet. Neither reprove nor flatter thy wife, where any one heareth or seeth it.
Er is hulp voor alles, behalve voor den dood. There is a remedy for all things save death.
Er is niets zoo verborgen, of het komt uit. There is nothing so secret but it transpires.
Er liep geen dolle hond zeven jaar. No mad dog runs seven years.
Erst eene raap, en dan een schaap; daarna eene koe, dan de galg toe. First a turnip, then a sheep; next a cow, and then the gallows.
Eten is een goed begin: het eene beetje brengt het andere. In eating ’tis good to begin, one morsel helps the other in.
G
Gebrade duijven vliegen niet door de lucht. Roast pigeons don’t fly through the air.
Geduld gaat boven geleerdheid. Patience surpasses learning.
Gedwee als een handschoen. Supple as a glove.
Gedwongen liefde vergaat haast. Forced love does not last.
Geef een’ ezel haver, hij loopt tot de distels. Give an ass oats and he runs after thistles.
Geeft hem een talie, en hij zal een el nemen. Give him an inch and he’ll take an ell.
Geen beter meesters dan armoede en nood. No better masters than poverty and want.
Geen ding met der haast dan vlooijen te vangen. Nothing in haste but catching fleas.
Geen ding zoo slecht of het vindt zijn’ meester. Nothing so bad but it finds its master.
Geene roozen zonder doornen. No roses without thorns.
Geen geluk zonder druk. There is no joy without alloy.
Geen huis of ’t heeft zijn kruis. No house without its cross.
Geen koorn zonder kaf. No corn without chaff.
Geen kroon heeft hooftzweer. A crown is no cure for the headache.
Geen oude schoenen verwerpen eer men nieuwen heeft. Don’t throw away your old shoes till you have got new ones.
Geen rijker man in alle steden, dan die met ’tzijne is te vreden. The richest man, whatever his lot, is he who’s content with what he has got.
Geen stouter belovers dan die niets te geven hebben. No greater promisers than they who have nothing to give.
Gehuurde paarden maken korte mijlen. Hired horses make short miles.
Gekoppelde schapen die verdrinken. Coupled sheep drown one another.
Geld beheert de wereld. Money rules the world.
Geld doet geweld. Money is power.
Gelegenheid maakt genegenheid. Opportunity makes desire.
Gelijk bij gelijk, Jan bij Lijs, het paar een dubbeltje. Like to like, Jack to Gill, a penny a pair.
Geluk en glas breekt even ras. Fortune and glass break soon, alas!
Gemaalde bloemen ruiken niet. Painted flowers have no odour.
Gemeen gerucht is zelden gelogen. Common fame seldom lies.
Gemeen goed, geen goed. Common goods, no goods.
Genoeg is even zoo goed als een feest. Enough is as good as a feast.
Genoeg is meer dan overvloed. Enough is better than too much.
Geweld is geen regt. Might is not right.
Gewoonte wordt eene tweede natuur. Custom is second nature.
Gierigheid is niet verzadigd voor zij den mond vol aarde heeft. Covetousness is never satisfied till its mouth is filled with earth.
Gij hebt den dans begonnen, en kunt de muziek betalen. As you began the dance you may pay the piper.
Gissen doet missen. Guessing is missing.
God betaalt alle weken niet, maar hij betaalt eens op het einde. God does not pay weekly, but pays at the end.
God beware mij voor iemand die maar één boekje gelezen heeft. God deliver me from the man of one book.
God geeft de vogelen de kost, maar zij moeten er om vliegen. God gives birds their food, but they must fly for it.
God helpt de sterkste. God helps the strongest.
Gods water over Gods akker laten loopen. Let God’s waters run over God’s acres.
God verkoopt wetenschap voor arbeid, eere voor gevaar. God sells knowledge for labour, honour for risk.
God zendt hem wel de spijzen, maar de duivel kookt ze. God sent him meat, but the devil cooked it.
Goede boom, goede vrucht. Good tree, good fruit.
Goede dingen moeten tijd hebben. Good things require time.
Goede drank verdrijft kwade gedachten. Good drink drives out bad thoughts.
Goede jagers sporen aan. Good hunters track narrowly.
Goeden dag u allen! zei de vos, en hij kwam in het ganzenhok. Good day to you all! said the fox, when he got into the goose-pen.
Goeden moed in tegenspoed. A stout heart tempers adversity.
Goede waar prijst zichzelven. Good wine praises itself.
Goede wijn behoeft geen krans. Good wine needs no bush.
Goed gezelschap maakt korte mijlen. Good company makes short miles.
Goed regt behoeft goed hulp. Good right needs good help.
Goed verloren, niet verloren; moed verloren, veel verloren; eer verloren, meer verloren; ziel verloren, al verloren. Fortune lost, nothing lost; courage lost, much lost; honour lost, more lost; soul lost, all lost.
Goed vuur maakt een snellen kok. A good fire makes a quick cook.
Gramschap is een korte dolligheid. Anger is a short madness.
Grijp de gelegentheit, wanneer ze voor u staat; als ze eens voorbij is, dan begeert gij haar te laat. The first occasion offered quickly take, lest thou repine at what thou didst forsake.
Groote begeerlijkheid, maakt eenen kleinen hoop. Great greediness to reap, helps not the money-heap.
Groote belovers, slechte betalers. Great promisers, bad paymasters.
Groote dieven hangen de kleine. Great thieves hang little thieves.
Groote narren moeten groote bellen hebben. Great fools must have great bells.
Groote visschen springen uit de ketel. Big fish spring out of the kettle.
Groote visschen eten de kleine. Big fish devour the little ones.
Groote visschen scheuren het net. Great fishes break the net.
Groot goed, groot zorg. Great wealth, great care.
Groot roemen, weinig gebraad. Great boast, little roast.
Groot-sprekers zijn geene groot-daders. Great talkers are little doers.
H
Haast en is geen spoed, snelle raad, zelden baat. Of hasty counsel take good heed, for haste is very rarely speed.
Haast getrouwd, lang berouwd. Marry in haste and repent at leisure.
Haastigen spoed is zelden goed. Hasty speed don’t oft succeed.
Haastigheid is de aanvang, berouw het einde des toorns. Hastiness is the beginning of wrath, and its end repentance.
Haast verkwist. Haste makes waste.
Handelt gij pek, gij krijgt een vlek. If thou touchest pitch thou shalt be defiled.
Hannibal is voor de deur. Hannibal is at the gate.
Haring in ’t land, de doctor aan kant. Herring in the land, the doctor at a stand.
Heden in figuur, morgen in het graf. To-day stately and brave, to-morrow in the grave.
Heden rood, morgen dood. To-day red, to-morrow dead.
Helpt gij een’ bedelaar te paard hij draaft niet maar hij galoppeert. Set a beggar on horseback, and he don’t trot, but gallops.
Help u zelven zoo helpt u God. Help yourself and God will help you.
Het beste goed is de beste koop. The best goods are the cheapest.
Het beste paard struikelt wel eens. The best horse stumbles sometimes.
Het blijft hem aan de vingers hangen, als der goede vrouw de aalmoes. It sticks to his fingers, like the charity-money to the matron.
Het duister en de nachten, zijn moeders van gedachten. Darkness and night are mothers of thought.
Het eene kwaad brengt het andere mede. One misfortune brings on another.
Het einde kroont het werk. The end crowns all.
Het einde van de vrolijkheid is het begin van de treurigheid. The end of mirth is the beginning of sorrow.
Het eindje is de dood. The end of all things is death.
Het end goed, alles goed. All’s well that ends well.
Het geen gij schenken kunt, zoek daar geen voordeel in; den goeden goed doen, is te reek’nen voor gewin. Give at first asking what you safely can; ’tis certain gain to help an honest man.
Het geld is de zenuw des oorlogs. Money is the sinew of war.
Het geluk is rond; den eenen maakt het koning den anderen stront. Fortune is round; it makes one a king, another a dunghill.
Het geluk staat niet stil voor iemands deur. Fortune does not stand waiting at any one’s door.
Het hangt aan een zijden draadje. It hangs upon a silken thread.
Het heeft veel meels van noode, die iedereen den mond stoppen zal. He need have plenty of meal who would stop every man’s mouth. (Scotch: He behoves to have meal enou, that sal stop ilka man’s mou’.)
Het hemd is my nader dan de rok. My shirt is nearer than my cloak.
Het herte en liegt niet. The heart does not lie.
Het hoen, dat het meest kakelt, geeft de meeste eijers niet. It is not the hen which cackles most that lays most eggs.
Het is alles niet goud wat er blinkt. All is not gold that glitters.
Het is best te vrijen, daar men de rook kan zien. ’Tis best woo where a man can see the smoke.
Het is beter hard geblazen dan de mond gebrand. It is better to blow than burn your mouth.
Het is beter te bedelen dan te stelen. Better beg than steal.
Het is de dood in de pot. Death is in the pot.
Het is den eenen bedelaar leed, dat de andere voor de deur staat. It is a grief to one beggar that another stands at the door.
Het is den eenen hond leed dat d’ander in de keuken gaat. It grieveth one dog that the other goeth into the kitchen.
Het is den moriaan geschuurd. To wash a blackamoor white.
Het is een aristocraat in folio. He is an aristocrat in folio.
Het is een arme muis die maar één hol heeft. It is a poor mouse that has but one hole.
Het is eene lange laan, die geen’ draai heeft. It’s a long lane that has no turning.
Het is een goed schutter die altijd het wit schiet. He must shoot well who always hits the mark.
Het is een goed spreker die een goed zwijger verbeterd. It is good speaking that improves good silence.
Het is een harde brok daar men aan wurgt. It is a hard morsel that chokes.
Het is een kwade wel daar men water in draagt. It is a bad well into which one must put water.
Het is een theologant als Judas een apostel. He is as good a divine as Judas was an apostle.
Het is een vette vogel die hem zelf bedruipt. ’Tis a fat bird that bastes itself.
Het is een wijs kind dat zijn vader kent. ’Tis a wise child that knows its own father.
Het is geene kunst geld te winnen, maar te bewaren. The art is not in making money, but in keeping it.
Het is geen koopman die altijd wint. He is no merchant who always gains.
Het is genoegelijk te zien regenen, als men in den drooge staat. It’s pleasant to look on the rain, when one stands dry.
Het is God, die geneest en de dokter trekt het geld. God cures, and the doctor gets the money.
Het is goed dat kwade koeijen korte horens hebben. ’Tis well that wicked cows have short horns.
Het is goed met heel vel slapen gaan. It is good to sleep in a whole skin.
Het is goed mild zijn uit eens anders beurs. It is easy to be liberal out of another man’s purse.
Het is goed snijden riemen uit eens andermans leer. It is easy to cut thongs from other men’s leather.
Het is goed spinnen van eens ander mans garen. It is good spinning from another’s yarn.
Het is goedt dansen op een ander mans vloer. It’s good dancing on another man’s floor.
Het is goed te voet gaan als men het rijden moe word. It is good to go afoot when one is tired of riding.
Het is goedt feest houden op een anders zaal. It’s good feasting in another’s hall.
Het is goed warmen by een anders vuur. It is good to warm oneself by another’s fire.
Het is goed wijsheid dat wijsheid is in ’t ende. That is good wisdom which is wisdom in the end.
Het is haast gedaan dat lange rouwt. That’s quickly done which is long repented.
Het is kwaad bij duister eene speld te vinden. It is hard to find a pin in the dark.
Het is kwaad gekken met scherp gereedschap. It’s ill jesting with edged tools.
Het is kwaad hazen met trommels vangen. It is ill catching hares with drums.
Het is kwaad kammen daar geen haar is. It’s bad combing where there is no hair.
Het is kwaad stelen waar de waard zelf een dief is. It is hard to steal where the host is a thief.
Het is niet al goud dat er blinkt. All is not gold that glitters.
Het is niet alle dag feestdag. Every day is not holiday.
Het is profeten-drank. It is prophet-drink (i. e. water).
Het is te laat den stal te sluiten als het paard gestolen is. It is too late to lock the stable door when the steed is stolen.
Het is te laat gespaard, als het vat ten einde gaat. ’Tis too late to spare when the cask is bare.
Het is te laat sta vast te zeggen, als de pijl uit den boog is. It is too late to cry “Hold hard!” when the arrow has left the bow.
Het is veel beter tweemaal gemeten, dan eens en het beste vergeten. Better twice remembered than once forgotten.
Het is zoo veel als een boon in een brouw ketel. That’s as much as a bean in a brewing copper.
Het komt ten lesten aan den dag, wat in de sneeuw verholen lag. What lay hidden under the snow cometh to light at last.
Het moet een wijze hand zijn, die een zotte kop wel scheeren zal. It needs a cunning hand to shave a fool’s head.
Het moet wel een goed meester zijn, die nimmer fouten maakt. He must indeed be a good master who never errs.
Het oog van den meester maakt de paarden vet, en dat van het vrouwtje de kamers net. The eye of the master makes the horse fat, and that of the mistress the chambers neat.
Het slechtste rad maakt het meeste geraas. The worst wheel makes most noise.
Het verdriet brengt geen duit voordeel aan. To-day’s sorrow brings nought to-morrow. (Sorrow will pay no debts.)
Het vermaak streelt de zinnen. Pleasures steal away the mind.
Het vloeit als een fontein uit een’ bezemstok. It flows like a fountain from a broomstick.
Het vossenvel aan den leeuwenhuid hechten. To piece the lion’s skin with that of the fox.
Het wapen van Brugge: een ezel in een’ leuningstoel. The arms of Bruges: an ass in an arm-chair.
Het zijn niet alle koks die lange messen dragen. All are not cooks who wear long knives.
Het zijn niet alle vrienden die eenen toelachen. All are not friends who smile on you.
Hij beoordeelt een ieder naar zich zelven. He measures others by his own standard.
Hij blijft bij zijn woord, als de zon bij de boter. He keeps his word, as the sun keeps butter.
Hij brandt de kaars aan beide einden. He burns the candle at both ends.
Hij domineert als een aal in de tobbe. He lords it (or swaggers) like an eel in a tub.
Hij gaapt als een boer op eene jaarmarkt. He gapes like a clown at a fair.
Hij heeft den bijbel wel in den mond, maar niet in het hart. He has the Bible on his lips, but not in his heart.
Hij heeft den wolf gezien. He has seen the wolf.
Hij heeft de schrift vast den bijbel van 52 bladen. He studies the Bible of fifty-two leaves (a pack of cards).
Hij heeft eene ton vol kennis, maar de bodem is er uit. He has a ton of knowledge, but the bottom is out.
Hij heeft eene wolfs-conscientie. He has a wolf-conscience.
Hij heeft een goede meening, maar eene kwade uitspraak. He means well, but has a bad way of showing it.
Hij heeft hem onder den duim. He has him under his thumb.
Hij heeft het nest-ei verloren. He has lost the nest-egg.
Hij heeft liever den beker dan den bijbel in de hand. He would rather have a bumper in hand than a Bible.
Hij huilt met de wolven, en blaat met de schapen. He howls with the wolves, and bleats with the sheep.
Hij is een extract van schurken. He is an essence of scoundrels.
Hij is geboren op Sint-Galperts nacht, drie dagen voor ’t geluk. He was born upon St. Galtpert’s night, three days before luck.
Hij is geslepen als een looden pook. He is as sharp as a leaden dagger.
Hij is te dom, om alleen bij het vuur te zitten. He is too stupid to be trusted alone by the fire.
Hij is te lui on zijn’ adem te halen. He is too idle to fetch his breath.
Hij is te vangen als een haas met een trommel. He is as easily caught as a hare with drums.
Hij is uit de hel gekropen toen de duivel sliep. He must have crept out of hell while the devil was asleep.
Hij is van de familie Jan Van Kleef; liever van de heb dan van de geef. He is of the race of Johnny Van Cleeve; who would always much rather have than give.
Hij is wel edel, die edele werken doet. He is noble who performs noble deeds.
Hij is zoo arm als Job. He is as poor as Job.
Hij is zoo paapsch als Duc d’Alfs hond; die at vleesch in de vasten. He is as good a Catholic as Duke Alva’s dog; who ate flesh in Lent.
Hij is zoo welkom als de eerste dag in de vasten. He is as welcome as the first day in Lent. (Alluding to fast-day.)
Hij is zoo wijs, dat hij drie dagen eerder op het ijs gaat, dan het vriest. He is so wise, that he goes upon the ice three days before it freezes.
Hij kan geen ei leggen, maar hij kan kakelen. He cannot lay eggs, but he can cackle.
Hij koopt den honig wel duur, die ze van de doornen moet lekken. He buys honey dear who has to lick it off thorns.
Hij krimpt als een aal. He wriggles like an eel.
Hij leeft in het land van belofte. He lives in the land of promise.
Hij legt zijne eijeren buiten zijn nest. He lays his eggs beside his nest.
Hij loopt zoo snel, of hij eijeren in zijne schoenen had. He runs as fast as if he had eggs in his shoes.
Hij moet vroeg op staan die alle man believen wil. He must rise betimes who would please everybody.
Hij moet wijd gapen, die tegen een oven gapen zal. He must gape wide who would gape against an oven.
Hij telt zijne kiekens, eer de eijers gelegd zijn. He counts his chickens before they are hatched.
Hij treedt zoo moedig als een Engelsche haan. He struts as valiantly as an English cock.
Hij verdient een’ stuiver en heeft wel voor een’ braspenning dorst. He earns a farthing and has a penn’orth of thirst.
Hij waar wijs die alle dingen te voren wist. He would be wise who knew all things beforehand.
Hij wacht lang, die naar eens anders dood wacht. He waits long that waits for another man’s death.
Hij wil vliegen eer hij vleugels heeft. He wants to fly before he has wings.
Hij zal den schel-visch in de boomen vangen. He thinks to catch shell-fish in the trees.
Hij zegt duivel en meent u. He said devil, but meant you.
Hij zou een cent in tweeën bijten. He would bite a cent in two.
Hij zwemt op zijne eigene biezen. He swims on his own bullrush.
Hoe edeler boom hoe buigzamer tak. The nobler the tree, the more pliant the twig.
Hoe grooter jurist, hoe boozer Christ. The better lawyer, the worse Christian.
Hoe hooger berg, hoe dieper dal; hoe hooger boom, hoe zwaarder val. The higher the mountain the lower the vale, the taller the tree the harder the fall.
Hoe kwader schalk, hoe beter geluk. The worse service, the better luck.
Hoe meerder dienstboden hoe slechter dienst. The more servants the worse service.
Hoe meerder haast, hoe minder spoed. The more haste, the less speed.
Hoe meer men de stront roert, hoe meer ze stinkt. The more you stir a t – d, the more it stinks.
Hoe nader het been, hoe zoeter vleesch. The nearer the bone the sweeter the flesh.
Hoe ouder men wordt, hoe meer men leert. The older one grows, the more one learns.
Hoe schurfter schaap, hoe harder geblaat. The scabbier the sheep the harder it bleats.
Hoe slimmer timmerman hoe meerder spaanders. The worse the carpenter the more the chips.
Hoe slimmer wiel, hoe meer het kraakt. The worse the wheel, the more it creaks.
Hoe verder van Rome, hoe nader bij God. The farther from Rome the nearer to God.
Honden hebben tanden in alle landen. Dogs have teeth in all countries.
Honderd bakkers, honderd molenaars, en honderd kleêrmakers zijn drie honderd dieven. A hundred bakers, a hundred millers, and a hundred tailors are three hundred thieves.
Hooge boomen geven meer schaduuw dan vruchten. High trees give more shadow than fruit.
Hooge boomen vangen veel wind. Tall trees catch much wind.
Honger drijft den wolf uit het bosch. Hunger drives the wolf out of the wood.
Honger eet door steenen muuren. Hunger eats through stone walls.
Honger is de beste saus. Hunger is the best sauce.
Hooren zeggen is half gelogen. Hearsay is half lies.
I
Ieder zot heeft zijn zotskap. To every fool his cap.
Iemand den zak geeven. To give one the sack.
Iemand met gelijke munt betalen. To pay one in his own coin.
Ik ben hier niet om vliegen te vangen. I am not here to catch flies.
Ik heb alles van goud en zilver, zelfs mijne koperen ketels, zei de grootspreker. All my goods are of silver and gold, even my copper kettles, says the boaster.
Ik heb een mond die geve ik te eten, die moet spreken wat ik wil. I have a mouth which I feed, it must speak what I please.
Ik mag over mijn rekening gaan, maar niet over mijn tijd. I may go over my reckoning, but not over my time.
Ik zal er mij op beslapen. I’ll sleep on it.
In den nood leert men zijne vrienden kennen. Friends are known in time of need.
In een arm mans hoofd blijft veel wijsheid versmoort. Much wisdom is smothered in a poor man’s head.
In geluk voorzigtigheid, in ongeluk geduld. In prosperity caution, in adversity patience.
In ’t deelen van ’t erf, staat de vriendschap stil. In the division of inheritance, friendship standeth still.
In het land der blinden is een-oog koning. In the land of the blind the one-eyed is a king.
In het land van belofte sterft men wel van honger. In the land of promise a man may die of hunger.
In kleine bosschen vangt men wel een’ grooten haas. In small woods may be caught large hares.
In troebel water is’t goed visschen. It is good fishing in troubled waters.
In voorspoed denkt op tegenspoed. In prosperity think of adversity.
In zijne vuist lagchen. To laugh in one’s sleeve.
Is de eene traag, de ander is graag. If one won’t another will.