bannerbannerbanner
Настройки чтения
Размер шрифта
Высота строк
Поля
На страницу:
3 из 5

Voor dat ze iets kon zeggen, stak hij van wal.

“Parijs,” zei hij, terwijl hij zich naar haar keerde met een glimlach. “Er bestaan zekere slechtere plaatsen om samen te zijn.”

Ze glimlachte terug.

“Heel mijn leven lang, heb ik het altijd al willen zien,” antwoordde ze.

Met iemand waar ik van hou, had ze er aan willen toevoegen, maar ze stopte met praten. Het voelde of het zolang geleden was sinds ze aan de zijde van Caleb had gestaan, dat ze zich inderdaad weer zenuwachting begon te voelen. Op een of andere manier, voelde het aan alsof ze voor eeuwig en altijd al met hem samen was geweest – langer dan voor eeuwig en altijd – maar in sommige opzichten, voelde het alsof ze hem voor de eerste keer ontmoette.

Hij stak zijn hand uit, met de palm naar boven.

“Zou je het samen met mij willen zien?” vroeg hij.

Ze stak ook haar hand uit, en legde ze in die van hem.

“Het wordt een lange wandeling terug,” zei ze, terwijl ze neerkeek op de steile heuvel, die de hele weg terugliep, kilometers lang, en glooiend, tot in Parijs.

“Ik was aan het denken aan een ietwat spectaculairdere manier,” antwoordde hij. “Vliegen.”

Ze rolde haar schouderbladen terug, en probeerde te voelen of haar vleugels werkten. Ze voelde zich zo verjongd, zo opgeknapt van dat drankje, van het witte bloed – maar ze was er nog altijd niet zeker van dat ze kon vliegen. En ze voelde zich niet klaar om van een berg te springen in de hoop dat haar vleugels haar konden dragen.

“Ik denk niet dat ik er al klaar voor ben,” zei ze.

Hij keek naar haar, en begreep het.

“Vlieg samen met mij,” zei hij, en dan voegde hij eraan toe, met een glimlach, “net zoals vroeger.”

Ze glimlachte, ging achter hem staan, en hield zijn rug en zijn schouders vast. Zijn gespierde lichaam voelde zo goed aan in haar armen.

Hij maakte plots een sprong in de lucht, zo vlug, dat ze amper de tijd had om zich goed vast te houden.

Voor dat ze het wist, waren ze aan het vliegen, zij hield zich vast aan zijn rug, terwijl ze naar beneden keek, en haar hoofd op zijn schouderblad liet rusten. Ze voelde die vertrouwde kriebels in haar buik, wanneer ze gingen dalen, en laag beneden kwamen, dichtbij de stad, tijdens de zonsopgang, het was adembenemend.

Maar niets was zo adembenemend dan opnieuw bij hem te zijn, hem vast te houden, gewoon samen te zijn. Ze was amper een uur bij hem geweest, en nu al was ze aan het bidden dat ze nooit meer gescheiden zouden zijn.

*

Het Parijs waar ze overvlogen, het Parijs van 1789, was in zoveel opzichten gelijkend op de foto’s van Parijs die ze gezien had in de 21ste eeuw. Ze herkende zoveel gebouwen, de kerken, de torens, de monumenten. Ondanks dat het honderden jaren oud was, zag het er bijna helemaal hetzelfde uit als dezelfde stad in de 21ste eeuw. Zoals Venetië en Florence, zo weinig was er veranderd in enkel een paar honderd jaar.

Maar in andere opzichten, was het zeer verschillend. Het was nog niet zo uitgebouwd. Hoewel sommige straten geplaveid waren met kasseistenen, waren andere nog steeds stoffig. Het was duidelijk nog niet zo geconcentreerd, en tussenin de gebouwen waren nog steeds groepjes bomen, bijna zoals een stad die gebouwd werd in een oprukkend woud. In de plaats van auto’s, waren er paarden, koetsen, en mensen die in het stof liepen of karren voorduwden. Alles was trager, en rustiger.

Caleb dook nog lager, totdat ze boven de daken van de gebouwen aan het vliegen waren. Wanneer ze de laatste voorbij waren, opende de lucht zich plots, en voor hen ontvouwde zich de rivier de Seine, die de stad recht doormidden sneed. Ze zag er gloeiend geel uit in het vroege ochtenlicht, en het was adembenemend voor haar.

Caleb dook laag, en vloog er net boven, en zij verbaasde zich over de schoonheid van de stad, en hoe romantisch het was. Ze vlogen over het kleine eiland, het Ile de la Cite, en ze kon de Notre Dame onder haar herkennen, met zijn hoge toren die boven alles uittorende.

Caleb dook nu nog lager, tot juist boven het water, en de vochtige rivierlucht verkoelde hen op deze hete julimorgen. Caitlin keek op en zag Parijs langs de beiden kanten van de rivier, terwijl ze boven en onder de talrijke, voetgangersbruggen met kleine bogen vlogen, die de ene kant van de rivier met de andere verbinden. Dan deed Caleb hen weer stijgen, en bracht hij hen naar een kant van de rivieroever, en zette hij hen zachtjes neer, achter een grote boom, uit het zicht van alle voorbijgangers.

Ze keek rond, en zag dat hij hen naar een enorm, statig park met tuinen gebracht had, dat zich mijlenver leek uit te strekken, recht naast de rivier.

“De Tuilerieën,” zei Caleb. “Dezelfde tuin als die in de 21ste eeuw. Er is niets veranderd. Het is nog altijd de meest romantische plaats van Parijs.”

Met een glimlach, kwam hij dichterbij en nam hij haar hand. Ze begonnen alle twee te slenteren, langs een pad dat zich een weg baande door de tuin. Ze had zich nog nooit zo gelukkig gevoeld.

Ze popelde om hem zoveel vragen te stellen, zoveel dingen die niet konden wachten, en die ze hem wou zeggen, ze wist amper waar te beginnen. Maar, ze moest ergens beginnen, zo kwam ze op het idee om te beginnen met wat haar het eerst voor de geest kwam.

“Dank je,” zei ze, “voor Rome. Voor het Colosseum. Om me te redden,” zei ze. “Als je niet gekomen zou zijn, op dat moment, dan weet ik niet wat er gebeurd zou zijn.”

Ze draaide zich om en keek hem aan, opeens voelde ze zich onzeker. “Herinner je je dat?” vroeg ze ongerust.

Hij draaide zich om en hij keek haar aan, en knikte, en ze zag wat hij deed. Eindelijk waren ze tenminste op dezelfde golflengte. Hun geheugens werkten terug. En dat alleen betekende alles voor haar.

“Maar ik heb je niet gered”, zei hij. “Je redde jezelf erg goed zonder mij. In tegendeel, je hebt mij gered. Gewoon om bij jou te zijn – Ik weet niet wat ik zou doen zonder jou”, zei hij.

Terwijl hij in haar hand kneep, voelde ze dat haar hele wereld langzaam maar zeker aan het herstellen was van binnenin.

Terwijl ze door de tuin kuierden, staarde ze met verbazing naar al de soorten bloemen, de fonteinen, de standbeelden. Het was een van de meest romantische plaatsen waar ze ooit was geweest.

“En het spijt me,” voegde ze eraan toe.

Hij keek naar haar, en ze was bang om het te zeggen.

“Van je zoon.”

Zijn gezicht werd donker, en terwijl hij zich afwendde, zag ze echt verdriet op zijn gezicht opflakkeren.

Stom, dacht ze. Waarom moet je nu altijd het moment verknoeien? Waarom had je nu niet tot later kunnen wachten?

Caleb slikte en knikte, te zeer aangedaan door zijn verdriet om zelfs te kunnen spreken.

“En het spijt me van Sera,” voegde Caitlin toe. “Het was nooit mijn bedoeling geweest om tussen jullie beide in te komen staan.”

“Je moet geen spijt hebben,” zei hij. “Dat had niets met jou te maken. Dat was tussen haar en mij. We waren nooit voorbestemd om samen te zijn. Het voelde verkeerd van in het begin.”

“En dan tenslotte, had ik je willen vertellen dat ik me wil verontschuldigen voor wat gebeurde in New York,” voegde ze eraan toe, en ze was blij dat ze dit kwijt kon. “Ik zou je nooit neergestoken hebben, als ik had geweten dat jij het was. Ik zweer het, ik dacht dat je iemand ander was, die van gedaante gewisseld was. Ik zou nog in geen miljoen jaar gedacht hebben dat jij het echt was.”

Ze voelde de tranen opwellen toen ze eraan dacht.

Hij stopte en keek haar aan, en hield haar schouders vast.

“Dat spelt allemaal geen rol meer nu,” zei hij, gemeend. “Je kwam terug om mij te redden. En ik weet dat je dat je daar een hoge kostprijs moest voor betalen. Misschien zou het ook helemaal niets helpen. En je riskeerde je leven voor mij. En je gaf je kind op voor mij,” zei hij, terwijl hij weer naar beneden keek in een verdrietig moment. “Ik hou meer van jou dan ik kan uitleggen,” zei hij, terwijl hij nog steeds naar de grond keek.

Hij keek haar met natte ogen aan.

Op dat moment, kusten ze elkaar. Ze voelde zichzelf smelten in zijn armen, ze voelde haar hele wereld tot rust komen, terwijl ze zolang kusten, dat het wel eeuwig leek. Het was het beste moment dat ze ooit met hem had gedeeld, en in sommige opzichten, voelde het alsof ze hem voor de eerste keer leerde kennen.

Eindelijk, langzaamaan, kwamen ze eruit los, en keken ze diep in elkaars ogen.

Dan keken ze alle twee ingetogen de andere kant uit, ze namen elkaars handen vast, en ze vervolgden hun wandeling door de tuinen, langs de rivier. Ze merkte hoe mooi, hoe romantisch Parijs was, en ze was er zich van bewust dat op dat moment, al haar dromen aan het uitkomen waren. Dat was alles wat ze van het leven verlangde. Om met iemand te zijn die van haar hield – die echt van haar hield. Om in zulk een mooie stad te vertoeven, zulk een romantische plaats. Om te voelen dat ze een leven voor zich kon hebben.

Caitlin voelde de met juwelen bedekte kistje in haar zak, en ze had er een hekel aan. Ze wilde het niet openen. Ze hield erg veel van haar vader, maar ze wilde geen brief van hem lezen. Ze wist op dat moment dat ze de missie niet langer wilde verder zetten. Ze wilde het risico niet langer lopen om terug te hoeven reizen in de tijd, of om nog andere sleutels te hoeven vinden. Ze wilde alleen maar hier zijn, in deze tijd, in deze plaats, met Caleb. In vrede. Ze wilde niet dat iets zou veranderen. Ze was vastbesloten om al het mogelijke te doen wat ze moest doen om hun kostbare tijd samen te bewaken, om hen echt samen te houden. En een deel van haar, voelde dat zo aan dat dit betekende dat ze de missie moest opgeven.

Ze draaide zich om en ze keek hem aan. Ze was zenuwachtig om het hem te vertelen, maar ze vond dat ze het moest doen.

“Caleb,” zei ze, “Ik wil niet langer op zoek gaan. Ik ben mij ervan bewust dat ik een bijzondere missie heb, dat ik anderen moet helpen, dat ik het Schild moet vinden. En het mag dan wel egoïstisch lijken, en het spijt me als dat zo is. Maar ik wil alleen maar bij jou blijven. En dat is wat nu het belangrijkste voor is voor mij. Om in deze tijd te blijven, en op deze plaats. Ik heb het gevoel dat als we voortgaan met zoeken, dat we dan in een ander tijdperk terecht zullen komen, op een andere plaats. En dat we een volgende keer, niet samen zullen zijn…” Caitlin stopte, en realiseerde zich dat ze aan het huilen was.

Ze haalde diep adem in de stilte. Ze vroeg zich af wat hij van haar dacht, en hoopte dat hij het niet zou afkeuren.

“Kun je dat begrijpen?” vroeg ze, behoedzaam.

Hij staarde weg in de horizon, en keek ongerust, en uiteindelijk draaide hij om en keek hij haar aan. Haar eigen ongerustheid groeide.

“Ik wil mijn vaders brief niet lezen, of meer aanwijzingen vinden. Ik wil alleen dat wij samen zijn. Ik wil dat de dingen exact zo blijven zoals ze nu zijn. Ik wil niet dat er iets verandert. Ik hoop dat je me hierdoor niet haat.”

“Ik zou je nooit haten,” zei hij zachtjes.

“Maar je gaat niet akkoord?” drong ze aan. “Je denkt dat ik de missie zou moeten verder zetten?”

Hij keek de andere richting uit, maar hij zei niets.

“Wat is het?” vroeg ze. “Ben je bezorgd over de anderen?”

“Ik neem aan dat ik dat zou moeten zijn,” zei hij. “En dat ben ik ook. Maar ik heb ook egoïstische redenen. Ik denk…ergens in mijn achterhoofd was ik aan het hopen dat als we het Schild vonden, dat het op een of andere manier zou helpen om mijn zoon Jade terug te brengen.

Caitlin voelde zich verschrikkelijk schuldig, wanneer ze zich realiseerde dat hij het feit dat ze de missie wou opgeven, vergeleek met voor altijd afscheid nemen van zijn zoon.

“Maar zo is het niet,” zei ze. “We weten niet of we het schild zullen vinden, zelfs niet of het wel bestaat, dat het hem zou kunnen terugbrengen. Maar we weten dat als we het niet zoeken, dat we dan samen kunnen zijn. Dit gaat over ons. Dat is het belangrijkste voor mij.” Ze stopte even. “Is dat het belangrijkste voor jou?”

Hij keek verder uit op de horizon, en knikte. Maar hij keek haar niet aan.

“Of hou je alleen maar van mij omdat ik je kan helpen om het Schild te vinden?” vroeg ze.

Ze was gechoqueerd door zichzelf, door het feit dat ze de moed had om de vraag uit te spreken. Het was een vraag die in haar hoofd bleef spoken vanaf de dag dat ze hem had leren kennen. Hield hij alleen maar van haar omwille van waar ze hem zou kunnen bij helpen? Of hield hij van haar omwille van wie ze was? Nu had ze eindelijk de vraag gesteld.

Haar hart bonkte hevig terwijl ze op het antwoord wachtte.

Eindelijk, draaide hij zich om, en keek haar diep in de ogen. Hij stak zijn handen uit naar boven, en aaide langzaam haar wang met de rug van zijn hand.

“Ik hou van jou, omwille van jezelf,” zei hij. “En dat heb ik altijd gedaan. En als het betekent dat met jou samen zijn, betekent dat ik de zoektocht naar het Schild moet staken, dan is dat wat ik zal doen. Ik wil ook met jou samen zijn. Ik wil op zoek gaan, ja. Maar jij bent nu belangrijker voor mij.”

Caitlin glimlachte, ze voelde iets in haar hart, wat ze nooit voorheen gevoeld had. Een gevoel van vrede, van stabiliteit. Niets kon hun nu nog in de weg staan.

Hij wreef het haar uit haar gezicht, en begon te glimlachen.

“He is grappig,” zei hij, “Ik heb hier nogal eens gewoond. Eeuwen geleden. Niet in Parijs, maar in dit land. Het was een klein kasteeltje. Ik weet niet of het nog bestaat. Maar we kunnen er naar zoeken.”

Ze glimlachte, en hij laadde haar plotseling op zijn rug en maakte een sprong in de lucht. Enkele momenten later, vlogen ze hoog boven Parijs in de lucht, en gingen ze op weg naar het binnenland, op zoek naar zijn thuis.

Hun thuis.

Caitlin had zich nog nooit zo gelukkig gevoeld.

HOOFDSTUK VIJF

Sam vond het moeilijk om Polly bij te houden terwijl ze verder liep. Ze praatte zo snel, en ze leek nooit te stoppen, terwijl ze van de ene gedachte op de andere sprong. Hij voelde zich nog steeds compleet ontregeld door de tijdreis, door deze nieuwe verblijfplaats – hij moest dit alles zien te verwerken.

Maar ze hadden nu al zeker een half uur gewandeld, en hij struikelde over twijgjes terwijl hij haar door het woud volgde, met haar fikse tred, en ze stopte maar niet met praten. Hij kon er amper een woord tussen. Ze bleef maar doorgaan over “het paleis” en “het hof”, en over de leden van haar coven en een nakend concert en een man met de naam Aiden. Hij had geen idee waarover ze het had, of waarom ze naar hem aan het zoeken was – of zelfs waar ze hem naartoe bracht. Hij was vastbesloten om een paar antwoorden te krijgen.

“…natuurlijk, het is niet bepaald een fuif,” legde Polly uit, “maar, het zal nog steeds een verbluffend spektakel zijn – maar ik ben er niet geheel zeker van wat ik zal aandoen. Er zijn zoveel mogelijkheden, maar niet genoeg voor een deftig evenement zoals dit – ”

Alsjeblief!” zei Sam eindelijk, terwijl ze vrolijk door het bos huppelde, “Het spijt mij dat ik je onderbreek, maar ik heb vragen voor jou. Alsjeblief. Ik heb antwoorden nodig.”

Ze stopte eindelijk met praten, en hij slaakte een zucht van opluchting. Ze keek hem aan met een soort van verbazing, alsof ze totaal vergeten was dat ze nu al een hele tijd aan het praten was geweest.

“Al wat je hoeft te doen, is het vragen!” zei ze op een gelukkige toon. En dan, voor hij kon antwoorden, voegde ze er ongeduldig aan toe, “Wel? Wat is het?”

“Je zei dat je naar me toe gestuurd werd,” zei Sam. “Door wie?”

“Dat is een gemakkelijke vraag,” zei ze, “Aiden.”

“Wie is dat?” vroeg Sam zich af.

Ze gniffelde, “Och, jij moet nog een heleboel leren? Hij was alleen maar de mentor van onze coven gedurende duizenden jaren. Ik ben er niet zeker van waarom hij geïnteresseerd in je is, of waarom hij mij op zulk een mooie dag met helemaal op een zwerftocht door het woud stuurt om jou op te halen. Volgens mij, zou je uiteindelijk in staat geweest zijn om je eigen weg te vinden. En dan zal ik maar zwijgen van de duizenden dingen die ik te doen had vandaag, en dat is met inbegrip van het zoeken naar een nieuwe jurk en – ”

Alsjeblief,” zei Sam, terwijl hij probeerde zijn gedachte vast te houden vooraleer hij ze weer kwijt was. “Ik stel het echt op prijs dat je gekomen bent om mij op te halen en zo, en met alle respect,” zei hij, “maar waar het ook is waar we naartoe gaan, ik heb echt geen tijd. Je moet je realiseren dat ik om een welbepaalde reden naar hier terugkwam, op deze plaats, en deze tijd. Ik moet mijn zuster helpen. Ik moet haar vinden – en ik heb geen tijd voor welk plezierreisje dan ook.”

“Wel, ik zou dit bezwaarlijk een plezierreisje willen noemen,” zei Polly. “Aiden is alleen maar de meest gevraagde man van de hele hofhouding. Als hij geïnteresseerd is in jou, dan zou ik daar niet licht overgaan,” zei ze. “En wie dat ook is, waar je naar opzoek bent, als er iemand is die je de weg kan wijzen, dan is hij het wel.”

“Waar gaan we dan exact naartoe? En hoeveel verder is het nog?”

Ze zette verschillende stappen verder het woud in, en hij haastte zich om haar in te halen, zich afvragend of ze ooit een antwoord zou geven, of het antwoord ooit rechtuit zou zijn – wanneer, op dat moment, het woud zich plots opende.

Ze stopte, en hij stopte naast haar, bijna van zijn sokken geblazen.

Voor hen uit, lag een immens open veld, dat leidde naar onberispelijke formele tuinen in de verte, met gras dat in verfijnde vormen gesneden was in verschillende groottes. Het was mooi, zoals een levend kunstwerk.

Nog adembenemender was wat juist achter de tuinen lag. Het was een paleis, met een grootsere structuur dan wat Sam ooit gezien had in zijn leven. Het hele gebouw was opgetrokken uit marmer, en het reikte in elke richting zover als hij kon zien. Het was een klassiek, formeel ontwerp, met dozijnen van immens grote ramen, en een brede marmeren rij trappen die naar de ingang leidde. Hij wist dat hij ergens afbeeldingen van deze structuur had gezien, maar hij kon zich niet herinneren wat het was.

“Versailles,” zei Polly, ze gaf het antwoord, alsof ze zijn gedachten kon lezen. Hij keek naar haar, en zij glimlachte terug.

“Dit is waar we wonen. Je bent in Frankrijk. In 1789. En ik ben er zeker van dat Aiden je zal toestaan om ons te vervoegen, in de veronderstelling dat Marie het toelaat.”

Sam keek haar verbaasd aan.

“Marie?” vroeg hij.

Ze glimlachte nog breder, terwijl ze haar hoofd schudde. Ze draaide om en huppelde over het veld, in de richting van het paleis. Terwijl ze dat deed, riep ze over haar schouder.

“Waarom, Marie Antoinette, natuurlijk!”

*

Sam liep naast Polly, en ging de eindeloze trap op, in de richting van de voordeuren van het paleis. Terwijl hij verderging, nam hij alles wat hij rond zich zag in hem op. De grootsheid en de schaal van deze plaats waren verbluffend. Helemaal rond hem, bevonden zich mensen die op de gronden rondstruinden, vermoedelijk ging het om mensen van Koninklijken bloede, en ze waren gekleed in de fijnste kleren die hij ooit had gezien. Hij kon deze plaats maar niet bevatten. Als iemand hem had verteld dat hij aan het dromen was, dan zou hij hem geloven. Hij had nog nooit eerder in het gezelschap van leden van een Koninklijke familie vertoefd.

Polly was nog niet gestopt met praten, en hij had zijn uiterste best gedaan om te focussen op haar woorden. Hij vond het leuk om in haar omgeving te zijn, en hij genoot van haar gezelschap, ook al was het moeilijk om met zijn aandacht bij haar te blijven. Hij vond dat ze ook mooi was. Maar er was iets aan haar, dat hem onzeker maakte of hij zich werkelijk tot haar aangetrokken voelde, of dat hij haar gewoon leuk vond als een vriendin. Met zijn liefjes in het verleden, was het altijd lust op het eerste gezicht. Met Polly, was het meer een soort kameraadschap.

“Zie je, de Koninklijke familie woont hier,” zei Polly, “maar wij wonen hier ook. Zij willen ons hier hebben. Immers, we zijn de beste bescherming die ze zich kunnen wensen. We wonen samen in wat je een vriendelijke harmonie zou kunnen noemen. Het staat ten dienste van ons allebei. Met dit enorme woud, kunnen we onbeperkt jagen, een fantastische plaats om te wonen, en prima gezelschap. En in ruil daarvoor, helpen we de Koninklijke familie te beschermen. En dan vertel ik je nog niet dat er trouwens een paar bij zijn van de onzen.”

Sam keek haar verbaasd aan.

“Marie Antoinette?” vroeg hij.

Polly knikte lichtjes, als wou ze een geheim bewaren, maar daar niet toe in staat was.

“Maar vertel het tegen niemand,” zei ze. “Er zijn er ook nog een paar anderen. Maar de meeste leden van de Koninklijke familie zijn mensen. Ze willen bij ons zijn. Maar er zijn strikte regels hier, en het is niet toegestaan. Het is ons en hen. En het is niet toegestaan dat we die grens oversteken. Er zijn bepaalde leden van de Koninklijke familie waarvan we niet van willen dat ze teveel macht krijgen. En Marie wil het ook zo.

“Dit is trouwens de meest fabelachtige plaats. Ik kan me niet voorstellen dat het ooit zou stoppen. Er is feest na feest, eindeloze dansfeesten, bals, concerten… Er is er deze week een dat gewoon fantastisch zal zijn. Een opera trouwens. En ik heb mijn jurk al gekozen.”

Toen ze de deuren naderden, haastten verschillende bedienden zich om ze te openen. De gouden deuren waren massief, en Sam keek er naar, compleet overdonderd, wanneer hij er door liep.

Polly marcheerde recht door een enorme, marmeren gang, alsof ze er eigenaar van was, en Sam haastte zich om haar tred bij te houden. Terwijl ze voortliepen, keek Sam overal in het rond, hij was verbaasd door de weelde. Ze wandelden door eindeloze gangen die gemaakt waren van marmer, met enorme laaghangende kandelaars van kristal, die het licht reflecteerden van de dozijnen vergulde spiegels. De zon viel binnen, en reflecteerde het licht in elke richting.

Ze gingen door deur na deur, en eindelijk gingen ze een enorm hal binnen, gemaakt van marmer, met kolommen helemaal er rond. Verschillende wachten stonden in acht, wanneer Polly binnenkwam.

Polly giechelde gewoon, blijkbaar was ze immuun voor hen. “We trainen hier ook,” zei ze. “Ze hebben de beste faciliteiten. Aiden heeft ons op een strak schema gezet. Ik ben verbaasd dat hij me toestond om een pauze in te lassen om jou te komen halen. Je moet wel heel erg belangrijk zijn.”

“Waar is hij dan?” vroeg Sam. “Wanneer zal ik hem ontmoeten?”

“Maar, je bent toch ongeduldig, of niet soms? Hij is een druk bezet man. Het zou kunnen dat hij ervoor kiest of je gedurende een bepaalde tijd niet te ontmoeten. Of hij zou je direct kunnen oproepen. Maak je geen zorgen, je zult het wel te weten komen wanneer hij je wil zien. Geef het wat tijd. In tussentijd, werd ik gevraagd om jou je kamer te laten zien.”

“Mijn kamer?” vroeg Sam zich verbaasd af. “Wacht een secondje. Ik heb niet gezegd dat ik hier kon blijven. Zoals ik zei, ik moet echt mijn zuster vinden,” begon Sam te protesteren – mar op dat moment opende een enorm paar dubbele deuren zich voor hen uit.

Een entourage van Koninklijke familieleden kwam plotseling binnen, rond een vrouw in het midden, die gedragen werd op een Koninklijke troon.

Ze zetten haar neer, en wanneer ze dit deden, maakte Polly een lage buiging, en maande Sam aan om hetzelfde te doen. Hij deed dit ook.

Een vrouw die alleen maar Marie Antoinette kon zijn, kwam langzaam naar beneden, en zette verschillende stappen in hun richting, en ze stopte recht voor Sam, en ze gebood hem op te staan. Wat hij deed.

Ze bekeek Sam van onder tot boven, alsof hij een bezienswaardigheid was.

“Dus, jij bent de nieuwe jongen,” zei ze, expressieloos. Haar groene ogen, brandden met een intensiteit die hij nog nooit gezien had, en hij kon, inderdaad, aanvoelen dat ze een van hen was.

Uiteindelijk, na wat eeuwig leek te duren, knikte ze. “Interessant.”

Dat gezegd zijnde, wandelde ze snel aan hen voorbij, en haar entourage volgde snel.

Maar een iemand bleef achter, duidelijk een lid van de Koninklijke familie. Ze zag er ongeveer 17 uit, en ze was van kop tot teen gekleed in een koninklijk blauwe fluwelen jurk. Ze had de blankste huid die Sam ooit gezien had, in combinatie met lang, krullend blond haar, en doordringende groenblauwe ogen. Ze richtte ze recht op Sam, om in zijn ogen te kunnen kijken.

Hij voelde zich hulpeloos in haar aanblik, en het was onmogelijk om naar iets anders te kijken.

Ze was het mooiste meisje dat hij ooit had gezien.

Na verschillende seconden, zette zij een stap voorwaarts, en staarde ze nog dichter in zijn ogen. Ze stak haar hand uit, met de palm naar onder, het was duidelijk dat ze verwachtte dat hij haar hand zou kussen. Ze bewoog zich langzaam en trots voort.

На страницу:
3 из 5