
Полная версия
Raji: Boek Twee
"Misschien," zei Pepper, "maar het is niet omdat ze een schaakwonder is dat ze door de eerste examenronde zal raken."
"Wie zegt dat?"
Pepper keek kwaad naar haar. "Heb je het schoolrapport gezien van Devaki?"
"Nee."
"Ik ook niet. En weet je waarom niet?"
Liz schudde haar hoofd.
"Omdat ze er geen heeft. Volgens mij is dat meisje nooit naar school geweest. Kom maar naar beneden, dan kunnen we zien of je jasje past."
“Ze is naar school geweest in India.” Liz stapte van de stoel en trok het jasje aan dat Pepper voor haar klaarhield. "Ze hebben waarschijnlijk helemaal geen rapporten daar."
Pepper keek even naar me met een opgetrokken wenkbrauw.
"Ze is waar, Liz. Ik ben nooit naar school geweest.”
"Als dat zo is," zei Liz, "hoe ben je dan uitgenodigd voor de wedstrijd?"
"Dat is het rare ding dat ik toch ook niet begrijp. Tot het moment waarop dr. Pompeii mijn naam zegt en nummer geeft voor wedstrijd, ik wist zelfs niet dit gebeurde met me."
"Wat vind je daarvan, Pepper?" zei Liz. "Ik dacht dat het door goede punten op school was dat je uitgenodigd werd om deel te nemen aan de wedstrijd voor de academie."
"Ja, zo of..." Pepper tilde de schoudervullingen van het jasje op en keek naar de handen van Liz. "Wil je de mouwen tot voorbij je pols, zo?"
Liz schudde met haar armen en keek naar beneden; dan trok ze haar linkermouw twee centimeter omhoog. "Tot hier zo."
Pepper speldde de zoom van de mouw vast. "Of uitzonderlijke intellectuele capaciteiten," vervolledigde ze haar gedachtegang.
Het jasje van Liz was een koningsblauwe blazer met een wapenschild dat op de linkerborstzak geborduurd was. Het wapenschild bestond uit gekruiste tennisrackets achter het schaakstuk paard. Een witte blouse en een gele das, samen met zwarte, hoge schoenen en onze kaki rok, zouden ons uniform vervolledigen. De kleuren en de stijl waren identiek aan het uniform van de jongens dat bestond uit een jasje en een lange broek.
"Wat is betekenis van ding je zei, miss Pepper?" vroeg ik.
"Slim zijn, zeker?" zei Pepper.
Liz glimlachte breed naar me.
"Trek je rok aan, Devaki," zei Pepper, "zodat ik de zoom kan inleggen."
"Maar waarom de moeite? Ik zal niet uniform nodig hebben."
"Ik voer alleen bevelen uit. 'Leg de zoom van hun uniform in voor de naaister,' zei dr. Pompeii tegen me, dus leg ik de zoom van jullie uniform in. Als jouw uniform nog een jaar ongebruikt in de kast blijft hangen, wat dan nog? Trouwens, je kan je plaats aan niemand afstaan."
"Het is mijn plaats. Waarom kan ik niet hem geven?"
"Als jij stopt, zal dr. Pompeii je vervangen door een van de plaatsvervangers."
“Is Fuse een van die plaatsvervangers?”
"Dat is vertrouwelijke informatie."
"Wat is wat je zegt?"
"Het is een geheim," zei Liz. Ze trok haar jas voorzichtig uit om zich niet aan de spelden te prikken.
“Maar jij weten dit geheim, miss Pepper?"
Pepper knikte.
"Waarom jij zegt het niet?"
"Wel, dan zou het geen geheim meer zijn, hé. Haast je wat met je rok, ik moet nog zeker vijftig rapporten typen."
Ik trok mijn rood-groene sari uit, legde hem op het bed, trok mijn slip recht en stapte in de lange rok. Ik hield hem vast rond mijn middel zodat hij niet van mijn heupen zou vallen.
"Wat ben je een klein, mager ding," zei Pepper terwijl ze de rok flink inpakte rond mijn middel.
* * * * *
Ik zat aan mijn bureau in de meisjesslaapzaal en staarde door het raam naar de vroege ochtendmist. Ik had een erg onbehaaglijk gevoel, alsof ik ergens anders moest zijn.
Die morgen toen Fuse en ik bovenop de silo klommen om naar de zonsopgang boven de Caroline Bellheuvel te kijken...
Een zuchtje wind roerde de mist buiten mijn raam tot piekerige slierten, maar dan viel hij neer als een dikke, natte deken.
Het was maar een herinnering... zo veraf, maar oh, zo mooi...
"Hé, dromer," zei Liz vanop haar bed, waar ze haar kousen aan zat te trekken. "Je hebt die blik weer."
Ik keek naar mijn kamergenote. "Ik weet het."
"Haast je maar wat als je pannenkoeken wil voor de jongens ze allemaal binnen schrokken."
"Ik niet veel honger."
"Maar ik wel, en je weet hoe erg ik het zou vinden om alleen met achtennegentig jongetjes te moeten eten."
De studentenpopulatie van de academie bestond uit honderd tieners - vijftig eerstejaars en vijftig laatstejaars.
"Jongetjes?"
"Ze zijn toch suf, klef, idioot, onnozel..."
"Vind je Fuse ook jongetje?"
Liz zuchtte en ging staan om haar jurk over haar hoofd te trekken. Ze streek het lichtblauwe linnen glad en trok dan het lijfje recht. "Nee, Raji. Ik vind dat Fuse een prins is." Ze draaide haar rug naar me toe terwijl ze de uiteinden van de stoffen riem achter zich uitstak. Onze schooluniformen waren nog niet terug van de naaister.
Ik nam de riem aan, trok hem strak en knoopte hem dan dicht in een grote strik.
"Hij is lief, schattig, intelligent," zei Liz, "en... even denken... wat heb je me nog verteld?"
"Slim, knap..."
"Ja, dat allemaal." Liz haalde nog een jurk uit haar kast en gooide hem naar me. "Ik heb een vraag voor je: als hij zo geniaal is, waarom heeft hij dan de top vijftig niet gehaald in de wedstrijd?"
"Rodger Kavanagh heeft Fuse verslaan met tennis." Ik hield de op maat gemaakte jurk omhoog bij de schouders en bewonderde hem. “En met schaak ook."
"Kavanagh heeft de plaats van Fuse niet afgepakt. Kavanagh versloeg iedereen met vlag en wimpel - behalve jou - met schaak."
"Mag ik je mooie jurk dragen deze dag?" Ik ging staan om hem tegen mijn lichaam te houden terwijl ik mijn rechtervoet vooruitzette om de kleurrijke stof te bewonderen.
"Ja, hoor, als je hem draagt om naar de kantine te gaan en te kijken hoe ik een stapel pannenkoeken verorber."
Ik glimlachte en tilde de boord van mijn roze nachtjapon omhoog om hem over mijn hoofd te trekken. Dan gooide ik de nachtjapon op mijn bed en stapte in de jurk. "Sorry, Liz, maar ik mis hem zo erg." Ik trok mijn haar, dat tot mijn middel reikte, uit de kraag en begon dan de jurk dicht te knopen in mijn nek.
"Ik mis mijn hondje ook, maar er komt een moment waarop je moet loslaten." Liz nam haar borstel van de commode.
"Waarom?"
Ze begon haar haar te borstelen. "Omdat ik liever de geheimen van de anatomie zou leren kennen dan de hele dag bij de haard te liggen terwijl een stinkende hond in mijn gezicht likt." Ze keek even naar mijn haar." Jouw haar is erg lang. Is het al ooit geknipt?"
"Ik vraag het me soms af."
"Of je haar al eens geknipt is of gaat het over die stinkende hond?"
Ik lachte.
"Dat is beter." Ze liet de borstel op haar onopgemaakte bed vallen. "Zo, laten we nu naar de kantine gaan en uitvinden hoeveel flauwe grappen we kunnen verdragen voor we moord en brand schreeuwen."
* * * * *
Ik zag Liz op een erg onelegante manier over een bank stappen in de kantine terwijl ik rondkeek op zoek naar een lege plaats aan de lange tafel.
"Appleby," zei ze en ze plaatste haar dienblad op de tafel, "moet je echt schaken terwijl we eten?"
Clayton Appleby, een eerstejaars, keek naar Liz die naast hem zat. “Hé, Keesler.” Hij likte ahornstroop van zijn vingers en pakte zijn zwarte paard vast. "Moet je echt eten terwijl we schaken?"
Ik ging tegenover Liz zitten en hield mijn knieën samen als ik op de bank schoof. Ik glimlachte naar Clayton en keek dan naar het schaakbord. Ik schudde heel lichtjes mijn hoofd terwijl ik mijn mes en vork vastnam.
Clayton zette zijn paard terug waar het stond. Andrew Hobbs keek van Clayton naar mij en weer terug. "Komaan zeg, Devaki. Ik had hem kunnen schaakmat zetten in drie zetten."
Liz onderdrukte een giechel en pakte het boterschaaltje. "Hobbs," zei ze terwijl ze boter op haar pannenkoek smeerde, "je kan nog geen koe schaakmat zetten." Ze gaf de boter aan me door.
Andrew keek naar Liz en dan naar de pion die Clayton naar voor gezet had. "Sorry, Keesler," zei Andrew en hij nam de pion met zijn loper. "Je hebt de laatstejaars blijkbaar gehoord toen ze je een koe noemden."
Iemand verderop aan de tafel loeide en Liz leunde naar voor om hem een boze blik toe te werpen. "Tja, ze noemen me tenminste geen schaakgek." Ze nam een hap druipende pannenkoek.
"Hé, ober," zei Clayton, "we hebben meer stroop nodig hier." Hij stak de lege karaf in de lucht.
"Jazeker," zei de laatstejaarsstudent die moest opdienen. Hij droeg een lange, witte schort over zijn schooluniform. "Tot uw dienst, mijnheer."
Hij kwam langs het gangpad achter de banken en wrong zich tussen mij en Andrew. Ik leunde opzij en de laatstejaars goot warme ahornstroop uit zijn grote kan in de kleinere die Clayton vasthield.
Ik had net mijn eerste hap genomen toen een andere laatstejaars aan de tafel achter me met zijn vork tegen zijn lege glas tikte. "Hé, ober," zei de student, "ik wil nog melk."
De laatstejaars naast me keek naar de andere student terwijl hij bleef stroop gieten en een spoor van stroop achterliet op het witte tafelkleed en op mijn bord. Ik zag dat de stroop van mijn bord begon te lopen en wilde het wegtrekken. Ondertussen deed de laatstejaars alsof hij niet merkte dat er iets verkeerd was.
"Ik kom onmiddellijk, mijnheer."
Hij bleef de warme, kleverige stroop over mijn bord gieten en dan in mijn schoot. Ik slaakte een gil en duwde de stroopkan weg.
"Hé!" zei de laatstejaars terwijl hij de rest van de stroop op mijn borst goot. "Je hebt me op mijn arm geslagen." Hij sprak luid. "Kijk nu wat je gedaan hebt."
"Ik heb dat niet gedaan!" schreeuwde ik en sprong recht. Ik greep naar een linnen servet en probeerde de stroop weg te vegen, maar ik voelde het door mijn kleren doordringen tot op mijn vel. "Waarom doe je dit ding met me?"
"Stommerik," zei Liz tegen de laatstejaars. "Dat heb je opzettelijk gedaan."
Haskell Layzard, een eerstejaars, lachte. "Wat scheelt er, Devaki? Heb je een accidentje gehad?"
De laatstejaars die melk gevraagd had lachte en verschillende anderen begonnen mee te lachten - ze wezen naar me terwijl ik het kleverige goedje probeerde weg te deppen.
De laatstejaars die moest opdienen, zag dat de stroop van mijn jurk afliep tot op de vloer en hij grijnsde als een dikke Kolderkat.
"Kijk naar Devaki, het onnozel wichtje," zei een andere laatstejaars, "straks begint ze te huilen."
"Boehoehoe. Ik wil mijn mama," zei een andere student lachend.
Op dat ogenblik hoorde ik het schelle geluid van een politiefluitje en ik dacht dat er iemand zou komen om de laatstejaars terecht te wijzen omdat hij zo'n knoeiboel gemaakt had. Iedereen keek naar de zijdeur van de kantine waar een grote vrouw stond met haar armen gekruist en haar voeten uit elkaar. Ze droeg het blauw-bruine schooluniform. Het blinkende fluitje viel van tussen haar lippen en bungelde aan een ketting rond haar nek.
"Vijf minuten!" schreeuwde ze.
De laatstejaars met de nu lege stroopkan haastte zich naar de keuken en de andere laatstejaars grepen hun dienblad en verlieten de tafel. Ze gingen in een rij staan om hun restjes in een grote afvalbak te dumpen. Nadat ze hun bord schoongemaakt hadden, plaatsten ze het dienblad en de vaat op een toog bij een lang raam dat toegang gaf tot de keuken. Het keukenpersoneel nam de vieze borden even snel weg als ze neergezet werden, terwijl studenten-van-dienst de etensresten en het overgebleven eten aan de toog begonnen op te ruimen.
"Waarom moet het zo snel?" vroeg Clayton terwijl hij toekeek hoe de laatstejaars in rij langs de zijdeur naar buiten gingen.
"Ze gaan naar de les, veronderstel ik," zei Andrew.
"Liz," zei ik, "die mooie jurk jij leent me, is nu vernield."
"Maak je geen zorgen, het zal er wel uit wassen," zei Liz. “Ik denk dat we beter vertrekken."
We namen allebei ons dienblad, verlieten de tafel en gingen in de rij staan bij de eerstejaars, waar we traag aanschoven tot bij het raam om ons dienblad op de toog achter te laten. Het leek alsof het afruimen van de toog plots stilviel zodra alle laatstejaars de kantine verlaten hadden, waardoor de eerstejaars moesten wachten op een plaats om hun dienblad neer te zetten.
"Waarom die studenten in de keuken?" Ik bleef mijn jurk afvegen met het servet, maar het haalde niet veel uit.
“Misschien verdienen ze wat extra geld zo,” zei Liz.
"Ze zien niet zo gelukkig uit."
"Kom, we moeten het lokaal voor onze eerste les gaan zoeken."
Liz en ik gingen bij de andere studenten in de rij staan om naar buiten te gaan via de zijdeur waar de grote vrouw stond. Ze bleef kijken naar een wandklok aan haar linkerkant. Toen we bij de deur kwamen, gaf de vrouw me een vel roze papier.
"Dank u." Ik keek naar het vel papier.
"Naam?" De vrouw hield een geel potlood klaar boven haar clipboard.
"Rajiani Devaki."
"Wat is dit?" vroeg Liz toen de vrouw haar een vel roze papier gaf.
"Je bent te laat."
De vrouw had een normale lengte, maar haar benen waren te lang, waardoor ze er vreemd uitzag met haar kort bovenlichaam en dikke nek. Als haar jas zwart geweest was, had ze geleken op een pinguïn met lange poten.
"Hoe heet je?"
"Een strafpunt?!" riep Liz uit. "Waarom?"
"Ik zei dat je te laat bent. Geef me je naam en schuif door voor je nog een strafpunt krijgt voor ongehoorzaamheid."
“Elizabeth Keesler,” mompelde Liz.
“Waarom we krijgen strafpunten?” vroeg ik aan Liz terwijl we de kantine verlieten.
"Tien seconden over acht." Liz keek kwaad naar haar vel roze papier. "Die oude zuurpruim geeft ons strafpunten omdat we tien seconden te laat uit de kantine gekomen zijn. Zo belachelijk."
"We moeten naar onze eerste les," zei ik.
"Ja, Engels, maar we hebben onze blocnote en potloden nodig."
Liz ging voor naar het administratiegebouw waar onze slaapzaal was.
"En ik moet andere jurk aantrekken."
Toen we onze kamer binnenkwamen, zag ik drie vellen roze papier op mijn bed.
Hoofdstuk drie
Het Hotel Belvedere langs de troebele rivier in Richmond, Virginia, leek wel een aftandse bakstenen grafzerk in een kerkhof vol vervallen gebouwen.
Op een braakliggend terrein naast het hotel, dat vier verdiepingen telde, lagen een collectie afgedankte beddenbakken, ijzeren tractorwielen, potkachels en een uitgebreid assortiment roestende en rottende restanten van de beschaving. Aan de andere kant van het hotel stond een dichtgetimmerde fabriek die ooit takelblokken en scheepstuigen had geproduceerd voor de Amerikaanse Marine. Het vervaagde, in het wit geschilderde opschrift, 'Richmond Block Mill', was nog zichtbaar op de potdekselmuur van het vervallen gebouw.
Een man in een blinkend, blauw pak en zwarte vilthoed stond op de gebarsten, cementen treden van het hotel de omgeving te overzien met een tevreden uitdrukking op zijn gezicht. Hij beklom nog twee treden en draaide zich dan om om naar de herenhuizen op de beboste klif aan de overkant van de rivier de James te kijken. Ze leken wel fonkelende diamanten in de halsketting van een dikke, rijke weduwe. Hij hield de zon uit zijn ogen met zijn hand om een specifiek huis, dat eruit sprong als was het de centrale steen in een reeks van blinkende juwelen, beter te kunnen bekijken.
De donkere jongeman nam zijn hoed af en keek er minachtend naar; waarschijnlijk dacht hij aan de comfortabele tulband die hij achtergelaten had. Dan beklom hij met zijn hoed in zijn hand de rest van de treden en ging de muffige hotellobby binnen.
Aan de balie aarzelde hij even voor hij het gastenboek tekende en schreef dan voorzichtig en weloverwogen een naam neer.
William Fortescue, die de balie bemande, maar ook de conciërge, de piccolo en de eigenaar van het Hotel Belvedere was, las de naam in het gastenboek en bekeek de jongeman dan even.
De man glimlachte.
"Waar is uw bagage, Mr. Albert Manchester?"
Mr. Manchester staarde de bediende een hele poos aan alsof hij iets probeerde te begrijpen.
"Tassen?" zei Fortescue. "Waar zijn uw tassen?"
"Ah, ik zie uw woorden nu duidelijk. Tassen worden geleverd binnenkort door inheemse kruier."
Fortescue bekeek de man van kop tot teen en probeerde zo te achterhalen wat zijn achtergrond was. “Inheemse kruier?”
Mr. Manchester knikte.
"Oké dan. Twee vijftig per nacht of tien dollar per week."
"Twee nachten zal de duur van mijn verblijf zijn." Hij haalde een dikke stapel bankbiljetten uit de voorste zak van zijn broek, haalde er een dollarbiljet van en gaf het aan Fortescue.
Mr. Fortescue aanvaardde het dollarbiljet en streek het glad op de balie. "Moet ik ervan uitgaan dat u van plan bent uw kamer per tien uren te betalen?"
"Ik wens te vereffenen voor twee nachten, inclusief een dag ook."
"Wilt u dat ik vijf dollar maak van dit dollarbiljet?"
Mr. Manchester streek zijn dikke, zwarte haar plat en krabde dan aan zijn wang. "Deze bankbiljettenwaarden zijn helemaal niet duidelijk voor mij." Hij nam een tiendollarbiljet van de stapel en gaf het aan de bediende.
Mr. Fortescue glimlachte, gaf hem het dollarbiljet terug en gaf dan het wisselgeld op tien dollar.
De nieuwe gast legde een dubbeltje op de balie en stopte zijn bankbiljetten weg.
De bediende keek even boos naar het dubbeltje voor hij het oppakte. "Diner stipt om zeven uur."
"Ja, mijnheer. Ik ben in volledig begrepen. En nu, als het u uitkomt om ons de weg te zeggen naar het botergramkantoor."
Fortescue grinnikte om het schabouwelijke Engels van de man. "Twee straten verderop," hij gebaarde met zijn hoofd naar links, "en dan de treinsporen oversteken."
"Dankzij u, mijnheer."
Hij verliet het hotel, wandelde gezwind naar het telegraafkantoor en stuurde het volgende bericht naar een Mr. Parjeet Kartoom in New York City:
Te onderzoeken object gezien. Wacht op instructies voor handelswijze.
AM
Hoofdstuk vier
Fuse stond bovenop de silo naar de zonsopgang boven de Caroline Bellheuvel te kijken. De beboste heuvel bevond zich op vijf kilometer van de boerderij van de Fusiliers in Appomattox County, Virginia.
Niet zo mooi als vroeger. Hij keek even naar het noorden. Ze is maar honderdzestig kilometer van hier, maar het konden er evengoed tienduizend zijn.
Hij klom langs de ladder naar beneden en begon aan zijn karweien; het werk dat hij en Raji voordien samen deden. Ransom, het miniatuurpaard, liep met hem mee, maar hij huppelde en hinnikte niet zoals voorheen. Hij hield gewoon de schijn op, net als Fuse. Wanneer Fuse kippenvoer rondstrooide, snuffelde Ransom aan het hooi achter de schuurdeur en ging dan liggen terwijl hij de twee boerderijkatten die achter hem liepen, negeerde.
“Je mist haar ook, hé, rappe Ransom?” Fuse gooide de rest van het kippenvoer uit zijn emmer en hing hem dan aan een houten haak. "Kom, laten we gaan kijken hoe het gaat met Cleopatra en Alexander."
Het kleine paard zuchtte diep en liet zijn kin tot in het hooi zakken.
Fuse zwaaide de zijdeur van de schuur open en begon de enorme stal uit te mesten waar de percherons Cleopatra en Alexander de nacht doorbrachten.
"Opzij, Alex," zei Fuse en hij duwde tegen de achterhand van het paard.
Alexander staarde even naar Fuse en ging dan naar buiten. Cleopatra volgde hem.
Alles zou al lang gedaan zijn als Raji hier was.
Fuse mestte de hele stal uit en strooide dan een verse laag stro op de grond. Toen hij een emmer gebroken maïs naar de varkens bracht, hoorde hij dat zijn moeder hem riep vanop de veranda.
"Vincent, het ontbijt is klaar."
"Oké, mama."
Hij goot de maïs in de trog van de varkens en hing de emmer dan over een paal.
Ik zal de koeien na het ontbijt melken.
Er was geen haast om het werk op de boerderij rond te krijgen nu hij niet meer naar school ging. Na de drukte van de wedstrijden vorige week op de academie leek het boerderijwerk saai en zinloos.
Is dit wat overblijft van mijn leven? Varkens voederen en paardenstallen uitmesten?
Fuse had zijn middelbare school afgemaakt in de lente en dacht alleen maar aan studeren aan de Octavia Pompeii Academy. Nu was die droom ten einde en hij had helemaal geen plannen voor de toekomst. Hij kon allicht wel ergens anders gaan studeren, maar dat zou niet de school zijn waar hij heen wou.
Fuse liep door de schuur, naar de achterkant. Hij stopte even bij de Ford model T om tegen een platte band te schoppen.
Nog een probleem dat ik zal moeten oplossen.
Achteraan in de schuur, in de smederij, vond hij de boerenknecht.
"Mr. Cramer," zei Fuse, "Wat denkt u van ontbijten?"
"Ah, het toverwoord, mijn vriend," zei Mr. Cramer, "ontbijten." Hij legde het lederen tuig opzij waaraan hij aan het werk was en ging staan om het stof van de vervaagde grijze overall te vegen. "Hoe gaat het met je vanmorgen, Vincent?"
"Prima."
Mr. Cramer keek naar hem en kneep zijn ogen tot spleetjes. "Wat denk je dat Mrs. Fusilier klaargemaakt heeft als ontbijt?" Hij goot water in de teil uit een eiken emmer.
"Wie weet?"
Mr. Cramer waste zijn gezicht en nam dan een handdoek die aan het haakje hing. Hij droogde zijn handen en zijn gezicht af en hing de handdoek dan weer op zijn plaats.
"Deze oude boerderij is niet dezelfde zonder haar, hé."
Fuse schudde zijn hoofd en ging weg.
Hoofdstuk vijf
De laatste les van de dag was aardrijkskunde. Mr. Lampright, de instructeur, stelde een vraag.
"Geef de naam van een land in Europa dat een binnenstaat is omgeven door binnenstaten."
Drie handen gingen de lucht in, een ervan was die van Liz.
Ik had geen idee wat bedoeld werd met 'binnenstaat', dus noteerde ik het woord om het die avond in de bibliotheek op te zoeken. Ik had al een lange lijst begrippen om op te zoeken.
Mr. Lampright keek rond in het klaslokaal tot zijn ogen op mij vielen.
Oh, nee. Vraag het alstublieft niet aan mij.
Terwijl hij nog altijd naar mij staarde, zei de instructeur: "Elmer Harkey."
Wat een opluchting.
"Eh... I-ik," stamelde Elmer, "eh... Duitsland?"
"Verkeerd, Mr. Harkey. Duitsland heeft onder andere een haven in Hamburg aan de Noordzee. Miss Keesler, denk je dat je het antwoord kent?"
"Liechtenstein."
“Correct. Liechtenstein grenst aan Zwitserland en Oostenrijk en geen van beide hebben een zeehaven."
Elmer Harkey keek boos naar Liz, trok dan een gezicht en schudde zijn hoofd heen en weer.
"Zo, cadet Harkey," zei Mr. Lampright, "een kans om je reputatie te herstellen. Waar bevindt zich het Baikalmeer?"
"Afrika," antwoordde Elmer Harkey meteen.
"Nee. Iemand anders?"
Verschillende handen gingen de hoogte in. Na een ogenblik stak ik ook mijn hand op. Ik was bijna zeker dat ik wist waar het meer was en ik vermoedde dat het belangrijk was om zoveel mogelijk deel te nemen aan de lessen, al was het maar omdat ik dan verplicht zou zijn harder te studeren.
Mr. Lampright glimlachte. "Cadet Devaki."
"Ik denk dat het in Siberië is."
"Goed zo, Devaki. Laten we nu het Himalayagebergte bespreken. En denk eraan je voor te bereiden zodat je klaar bent om morgen vragen te beantwoorden over hoofdstuk drie en vier."
* * * * *
De volgende dag, na het middageten, speelden Liz en ik schaak. Voor we het beseften, was het uur voorbij en moesten we ons haasten om onze geschiedenisboeken te halen en naar het lokaal te rennen.
We waren twee minuten te laat. Mr. von Hoffbrau schreef de roze papiertjes waarmee we elk een strafpunt kregen en ging dan verder met zijn les over de Tweede Punische Oorlog.
Ik deed hard mijn best om te snappen waarover de instructeur sprak, maar hij sprak niet alleen te snel om te kunnen volgen, hij had bovendien een zwaar accent. Het enige wat ik goed verstond, was dat de leesopdracht hoofdstuk een tot en met drie was, want dat schreef hij op het bord.