bannerbanner
De Laatste Plaats In De Hindenburg
De Laatste Plaats In De Hindenburg

Полная версия

De Laatste Plaats In De Hindenburg

Язык: nl
Год издания: 2020
Добавлена:
Настройки чтения
Размер шрифта
Высота строк
Поля
На страницу:
3 из 5

"Allemachtig!" Donovan staarde naar het kader met 'Onderscheidingen en eervolle vermeldingen'. Hij keek naar Mr. Martin die van Donovan naar zijn kleindochter keek.

"Drie Purple Heartmedailles," las Donovan, "Drie Bronze Battle Stars en twee Silver Stars." Hij keek naar Sandia. "Heb je dit gelezen?"

"Ik kan alleen met…" ze stond recht, verliet de kamer en kwam algauw terug met een dik boek. Ze gaf het aan hem.

"Woordenboek. Moet je de woorden opzoeken terwijl je leest?"

Ze knikte.

"Laat me dit even aan je uitleggen. Een Purple Heart wordt toegekend aan een soldaat die gewond raakt tijdens een gevecht. Jouw grootvader heeft drie Purple Hearts ontvangen." Hij keek even naar haar. "Een Bronze Battle Star betekent dat hij iets heroïsch heeft gedaan op het slagveld; waarschijnlijk raakte hij die drie keer gewond want hij ontving drie Bronze Stars. En twee Silver Stars. Die dingen worden niet zomaar weggegeven. Een Silver Star is slechts drie niveaus onder de Congressional Medal of Honor. Hij heeft iets gedaan dat meer dan heroïsch was en dat heeft hij twee keer gedaan. Waarschijnlijk heeft hij het leven van soldaten gered tijdens een vuurgevecht of misschien heeft hij eigenhandig een mitrailleursnest uitgeschakeld of zoiets."

Sandia nam de hand van haar grootvader in de hare. "Hij nooit spreken over die dingen, maar ik altijd weten hij is mijn held."

De oude man grinnikte terwijl zijn ogen vochtig werden.

"Ja," zei Donovan, "de soldaten die terugkwamen van de oorlog en opschepten over hun heldendaden, bleken meestal voorraadbeheerders of koks te zijn. De echte krijgers vertellen nooit wat er gebeurd is op het slagveld." Hij las nog wat verder in het oude document. "Hier onderaan staat dat hij ontslagen is in 1945 op basis van een Sectie Acht en dan naar Byberry gestuurd is. Hoe is dat mogelijk? Hij ging door de hel tijdens twee gevechten in de Stille Oceaan, hij heeft zijn land gediend als geen ander en hij raakte best ernstig gewond. Daarbovenop was hij ook krijgsgevangene. Hij zou een welkomstparade op Broadway in New York City gekregen moeten hebben. In de plaats daarvan werd hij naar Byberry gestuurd, waar dat ook moge wezen." Hij draaide het blad om, maar de ommezijde was blanco. Hij keek naar Sandia. "Weet je wat Byberry is?"

Ze schudde haar hoofd. “Sorry.”

Donovan keek naar Mr. Martin. De oude man had een kleine glimlach om zijn lippen.

Hij snapt alles wat ik zeg, maar hij lijkt ze niet allemaal op een rijtje te hebben.

Donovan draaide zich om naar Sandia. "Wanneer heeft hij de laatste cheque voor zijn ongeschiktheid ontvangen?"

Ze ging naar het bureau en kwam terug met een rekeninguittreksel.

"Ah," zei Donovan. "Dit kwam met zijn uitkering. Het is bijna drie maanden oud."

"Ja, ongeveer."

"Wat deed hij meestal als hij zijn geld ontvangen had?"

"Hij ging naar bank, dan om boodschappen."

Sandia leek wat meer ontspannen en haar voorhoofd was minder gefronst. "Hoe gaat het met je hoofd?"

Ze glimlachte voor het eerst. "Goed."

"Heeft je grootvader een beroerte gehad ongeveer toen de uitkeringen stopten?"

"Toen die brief kwam, zei hij vuile woorden, hij beefde en viel op zijn knieën. Ik helpte hem in bed."

"Ja, dat moet nogal een schok geweest zijn."

Ze knikte.

"Mag ik even in de keuken kijken?"

Sandia leek in de war, maar knikte dan. Ze stond recht en liep hem voor naar de keuken.

Donovan zag een halfvolle pot pindakaas van Skippy op het aanrecht, samen met enkele boterhamen en een bokaaltje olijven. In de koelkast zat niets behalve een halve blok Hervekaas.

Hij was ontdaan, maar zweeg… voorlopig.

Het aanrecht, de tafel en het fornuis waren perfect schoon. Hij opende een keukenkastje en vond er een stapel borden, netjes opgeborgen. In het volgende kastje, waar normaal gezien suiker, zout, bonen en de rest van de voorraad zou zitten, stond een klein doosje zwarte peper.

"Ik moet even iets regelen." zei Donovan tegen Sandia. "Ik ben over een half uur terug. Is dat oké?"

Ze pakte zijn hand beet. "Die pillen maken hoofdpijn zoveel beter."

"Goed zo. Ik zal ze hier laten voor je, maar je mag er niet meer dan vier per dag nemen. Begrepen?"

Sandia glimlachte. "Ja."

"En je mag er niet op kauwen."

* * * * *

Twintig minuten later was Donovan terug met drie Big Macmaaltijden en drie extra grote cola's.

Toen Sandia de deur opende was haar haar los en geborsteld. Het viel om haar gezicht in grove krullen en kwam bijna tot haar schouders. Ze glimlachte haar mooie, witte tanden bloot.

Aspirine, het wondermedicijn.

"Houdt je grootvader van hamburgers?"

"Oh, ja."

Ze schoven de salontafel naar Mr. Martin en plaatsten er het eten op. Sandia en Donovan gingen op de vloer zitten tegenover de oude man.

"Bij McDonalds vind je de beste frieten ter wereld." zei Donovan terwijl hij eentje in de ketchup doopte.

"Mmm…" zei Sandia terwijl ze in een hamburger beet. "Zooo lekker."

Haar grootvader glimlachte en knikte instemmend. Ook al miste hij enkele tanden, hij had geen problemen met de hamburger en de frieten.

Sandia zei: "Toen opa vroeger om boodschappen ging…"

"Hoe ging hij om boodschappen?" vroeg Donovan terwijl hij een slokje cola dronk.

"Hij heeft auto in dat garage."

"Toen ik er daarnet naar vroeg, zei je dat hij geen auto had."

"Je zei wagen."

"Oh, ja. Dat kan kloppen. Dus je grootvader reed naar de winkel om boodschappen?"

"Soms rijdde ik mee met hem."

"Ongelooflijk dat hij nog steeds autorijdt."

Een half uur later nam Donovan afscheid van Sandia en haar grootvader.

* * * * *

Toen hij terug in zijn Buick stapte, belde hij zijn vriend in het ziekenhuis.

"Camel," zei Donovan in zijn telefoon, "ik heb een diagnose nodig."

"Oké, vertel."

"Ze spreekt gebroken Engels, maar niet onduidelijk of onverstaanbaar en ze heeft geen buitenlands accent. Alleen ontbreken er soms woorden en andere staan in de verkeerde volgorde. Ze heeft soms erge hoofdpijn, misschien zoals migraine.

"Oké," zei Camel. "Is ze dan misselijk? En ziet ze troebel?"

Donovan startte de auto en reed de straat op. "Ik weet het niet. Ik zal het haar vragen."

"Als dat het geval is, kan het zijn dat ze een subduraal hematoom heeft. Dat is een bloedklonter in de hersenen. Of het kan een tumor zijn in het centrum van Broca in de frontale kwab van haar brein. Daar ontstaat spraak."

"Allemachtig!"

"Ja. Laten we hopen dat het een hematoom is, dat is iets makkelijker te behandelen. Ze heeft dringend een CT-scan nodig. Zoiets kan alleen maar erger worden."

"Kan jij de CT-scan doen?"

"Donovan, ik ben een eerstejaarsstagiair. Het enige wat ik kan doen is de dokters achternalopen en notities maken. Welk soort verzekering heeft ze?"

"Geen verzekering en geen geld."

"In dat geval breng je haar best naar de spoeddienst. Ze mogen niemand wegsturen, zelfs niet als ze geen geld hebben. Morgenavond heb ik de tweede shift op de spoeddienst. Breng haar binnen na middernacht en als de echte dokters mijn diagnose bevestigen, kan ik misschien helpen om iets te regelen."

"Bedankt, vriend…" Zijn telefoon biepte tweemaal. "Ik heb nog een oproep, Camel. We zullen er zijn morgenavond."

"Oké, we zien elkaar dan. Niet vergeten: dit weekend MOD."

"Juist." Donovan haakte in en aanvaardde dan de andere oproep. "Hallo?"

"Jezus, je bent moeilijk te bereiken."

Verdorie! Waarom heb ik niet eerst gecheckt wie belde?

"Hallo, Chyler."

Waarom laat ze me niet gewoon met rust?

"Wat ben je aan het doen?"

"Ik ben op weg voor mijn werk."

"Wat voor werk?"

"Werk waarvoor ik al te laat ben. Wat wil je?"

"Ik wil je gewoon even spreken."

“Er is niets waarover wij moeten spreken."

“En die twee jaar die ik je gegeven heb dan?"

"Heb jij me twee jaar gegeven?"

"Jazeker. Waarom proberen we niet opnieuw? Je weet dat ik altijd van je heb gehouden." Chyler was even stil. "En nog altijd."

"Jij bent weggegaan. Weet je nog?"

"Dat kan een vergissing van mij geweest zijn."

"Kan?"

"Ik wil gewoon iets met je gaan drinken. Dat is alles."

"Ik zei toch dat ik al te laat ben voor mijn werk."

"Niet nu meteen. Misschien morgenavond. We zouden kunnen naar De laatste plaats in de Hindenburg gaan."

"Ik haat die stomme tent en bovendien heb ik al plannen voor morgenavond." zei Donovan.

"Met wie?"

"Dat zijn jouw zaken niet."

"Is het met die snol van arbitrage?"

"Nee."

"Hoe heet ze?"

"Ik ben het vergeten."

"Je weet dat ik het toch te weten kom."

"Dag, Chyler."

"En hoe zit het met MOD dit weekend?"

Donovan klikte zijn telefoon uit en gooide hem op de passagiersstoel.

Tien minuten later, toen hij in Wilbert Street aankwam op weg naar huis om zijn bestelwagen op te halen, was hij nog steeds woedend. Hij moest kalmeren en voor het donker het Wickershamproject gaan afwerken.

Hoofdstuk zes

Setting: 1623 v.Chr. op de Stille Zuidzee

De sfeer was zwaar en drukkend, de lucht bijna vloeibaar. De lage luchtdruk maakte iedereen nerveus. De onweerswolken kolkten hoger en versnelden de duisternis.

Het was een opluchting toen de eerste regendruppels tegen de kano's tikten en de spanning verlichtten.

Omdat de wind en de golven toenamen, gooiden Akela en Lolani lange touwen naar de andere kano's. Ze verbonden de drie kano's stevig met elkaar, maar ver genoeg zodat ze niet konden botsen en schade veroorzaken.

Ze haalden de zeilen neer en borgen ze op op de bodem van de kano's. Ze zorgden er ook voor dat al de rest stevig vastgemaakt was. Ze lieten de kinderen in het midden van de drie platforms zitten onder een afdak van palmbladeren met bij elke groep een vrouw. De andere volwassenen peddelden. Ze moesten ervoor zorgen dat de boeg van elke kano in de richting van de opkomende golven wees, anders riskeerden ze te kapseizen. Aangezien hun kano's geen roer hadden, konden ze ze enkel besturen met de peddels. Tegen middernacht kwamen de golven al boven de top van de mast uit en de wind verjaagde de schuimende witte kopjes.

Een doordringende geur van levende dingen steeg op uit de golven en samen met die geur passeerde af en toe een vleugje frisse lucht, hemels gemaakt door de constante bliksemschichten.

De kleine bootjes voeren op de voorzijde van de enorme golven, wankelden er even bovenop, waar de wind hen heen en weer zwiepte, en gleden dan weer langs de achterkant naar beneden in de diepe afgrond tussen de golven waar de wind kolkte en wervelde.

De bliksem flitste van wolk tot wolk en trof dan de zee rondom hen terwijl het oorverdovende gedonder aan alle kanten bulderde.

De mannen en vrouwen worstelden urenlang met hun peddels om de bootjes in de richting van de golven te houden. Ze hadden geen enkele gelegenheid om iets te eten of te drinken. Om beurten loosden ze het zeewater dat constant dreigde hun fragiele bootjes te overspoelen. Iedereen was uitgeput; hun lichaam deed pijn van vermoeidheid, maar er was geen ogenblik tijd om te rusten.

Een bliksemflits kronkelde over de onderkant van de onweerswolken en bracht onmiddellijk een luid gedonder voort.

Alsof geraakt door de bliksem schoot de middelste kano plots omhoog van de top van een enorme golf en rolde omver toen hij op het water neerkwam. Mensen en dieren vielen in de kolkende zee en anderen gingen kopje onder met de gekapseisde boot.

De twee touwen spanden zich strak aan als de kano onderging en trokken de andere twee boten er naartoe.

Akela greep zijn mes vast en, ook al trokken mannen en vrouwen met kinderen in hun armen zich erlangs op, begon het touw door te snijden. Als hij het niet door zou snijden, zou de middelste kano hen allemaal de dieperik in trekken.

Kalei, in de derde kano, besefte wat er gebeurde toen zijn boot in de richting van de middelste, zinkende boot getrokken werd. Hij probeerde het touw los te knopen, maar de natte knoop zat te strak. Hij greep naar zijn mes en begon het touw door te snijden.

De mensen die zich aan het touw vasthielden, schreeuwden naar Akela terwijl zijn stenen mes de natte vezels doorzaagde. Eindelijk had hij het touw doorgesneden; het sprong weg, waardoor de mensen koortsachtig moesten zwemmen om te proberen bij de twee andere boten te raken.

Akela stond even stil in een radeloze paniek om wat hij had gedaan.

Hiwa Lani dook in het water en zwom naar een vrouw die probeerde naar de boot te zwemmen terwijl ze twee kinderen het hoofd boven water hield.

Akela liet zijn mes vallen en dook de woeste zee in.

Samen trokken Hiwa Lani en de vrouw de twee kinderen in de kano. De moeder klom aan boord en Hiwa Lani duwde de kinderen naar haar toe. Hiwa Lani keek of er nog anderen in het water waren.

Akela greep een kind vast uit de armen van zijn moeder en zwierde de kleine jongen op zijn rug. "Hou je vast, Mikola!" schreeuwde Akela terwijl hij naar zijn kano zwom.

Mikola sloeg zijn armen rond de nek van Akela en hield zich vast.

De mensen in de twee kano's peddelden aan de zijkant om dichter bij de mensen in het water te raken.

Akela duwde de jongen in de armen van een vrouw die wachtte in de kano en keerde zich om om naar een meisje te zwemmen dat aan het worstelen was tegen de beukende wind en golven.

De twee kano's waren nu dicht bij elkaar boven de gezonken boot. Terwijl het onweer nog raasde, was het onmogelijk te weten hoeveel mensen van de achttien volwassenen en kinderen uit de middelste boot uit het water gehaald waren.

Akela watertrappelde en keek om zich heen, op zoek naar wie nog in het water was.

Hiwa Lani zwom naar hem toe. "Ik zie niemand meer." riep ze door de huilende wind.

"Ik ook niet."

Terwijl ze zich allebei bovenop de volgende golf lieten meevoeren, bleven ze zoeken naar andere slachtoffers in het water. Bij elke bliksemflits speurden ze de wervelende zee af.

Toen zag Akela plots een vrouw in zijn kano staan roepen en met de armen zwaaien. De klank van haar stem werd weggeblazen door de wind, maar hij zag dat ze opgewonden was over iets. Ze wees naar het water en schreeuwde als een bezetene. Ook de anderen in de boot schreeuwde en wezen naar het water.

"Er is daar nog iemand!" schreeuwde Hiwa Lani.

Allebei haalden ze diep adem en doken onder de golven.

Door het constante gebliksem boven hen kreeg het water een spookachtige, groenige gloed. In dat spookachtige, pulserende licht zag Akela een meter onder zich de gekapseisde kano traag wegzinken. Hij deed teken naar Hiwa Lani en ze knikte.

Ze zwommen naar de kano en doken eronder.

Onder de boot zag Akela de benen van een kind spartelen in het water. Hij kon zien dat ze in de touwen verstrikt was. Hij zwom naar haar toe tot hij naast haar was. Zijn hoofd kwam terecht in een kleine luchtbel die de gekapseisde kano vasthield. In de flitsende, groene gloed zag hij de doodsangst in haar ogen en in de ogen van het biggetje dat ze in haar armen hield.

Het meisje sloeg haar armen om Akela's nek. "Akela, ik wist dat je me zou komen redden."

Hiwa Lani kwam naast hen zwemmen. Ze gulpte wat lucht in en keek van de een naar de ander met grote ogen. Ze grinnikte.

"Lekia Moi," ze nam nog een hap lucht, "wat heb ik je gezegd over met je varken spelen onder de boten?"

De achtjarige lachte en gaf haar een knuffel met een arm. "Ik hou van je, Hiwa Lani."

De kano kreunde en verschoof zijwaarts.

Het biggetje krijste en ze keken naar de onderkant van de boot terwijl hij zijwaarts verschoof. Hun luchtbel zou weldra ontsnappen vanonder de steeds schuiner liggende boot.

"Als we naar de zeebodem zinken," zei Hiwa Lani, "zal je niet meer zoveel van me houden."

"Haal driemaal diep adem, Lekia Moi," zei Akela, "en dan moeten we terug naar het onweer."

Lekia Moi begon diep te ademen.

Hiwa Lani bevrijdde het meisje uit de touwen en spatte water in het gezicht van het varken zodat hij adem zou halen. Ze duwde het varken neer en voorbij de rand van de boot.

"Klaar?" vroeg Akela.

"Ja." zei het meisje en ze doken. Akela en Hiwa Lani leidden het meisje mee tussen hen in en kwamen al snel boven water in de huilende wind en de beukende regen.

Ze waren bijna twintig meter verwijderd van de overblijvende kano's die nu samengebonden waren.

Akela zag het biggetje verwoed spartelen naar de kano's en voorbij het varken zag hij de moeder van het meisje van blijdschap met de armen zwaaien en roepen toen ze haar dochter zag.

Een van de jonge mannen aan boord greep het uiteinde van een touw en dook het water in. Hij kwam vlakbij het biggetje boven. Hij knelde het varken onder zijn arm en de anderen trokken hen allebei terug naar de boot.

Akela verplaatste Lekia Moi naar zijn rug en zwom naar de kano's met Hiwa Lani naast zich.

Hoofdstuk zeven

Setting: 31 januari 1944 Amerikaanse invasie op het eiland Kwajalein, in de Stille Zuidzee

Japans machinegeweervuur versplinterde de bovenkant van de boomstronk en de stukken hout en schors vlogen alle kanten uit.

Martin kroop naar het uiteinde van de boomstronk, trok zijn helm van zijn hoofd en keek even snel. Hij trok zijn hoofd terug. "Drie tanks!" Hij kroop naar Duffy en Keesler. "Er komen drie van die smeerlappen recht op ons af." Hij zette zijn helm weer op en maakte het riempje onder zijn kin vast.

Het ritmische gekletter van de rupsbanden kwam dichterbij.

Martin keek nog even en dook dan weg. "Twintig meter." fluisterde hij. Hij keek wild in het rond, maar ze konden nergens heen.

Hij gluurde opnieuw over de boomstronk. De tanks waren zo dicht nu dat hij zich onder het gezichtsveld van de schutters bevond. De linker- en rechtertank zou de boomstronk missen, maar de middelste tank reed recht op hen af.

"Allemachtig!"

Hij keek naar de twee andere mannen. Duffy lag naast hem en Keesler, aan de andere kant van Duffy, hield zijn zijde vast waar het bloed zijn hemd doordrenkte.

"Wat doen we nu?" vroeg Duffy.

Martin greep Keesler bij de schouder en trok hem dichter. Hij keek naar de tank en schoof dan een beetje op naar links. Hij trok beide mannen dicht bij zich.

"Trek je hoofd in."

Even later raakten de banden van de tank krakend de boomstronk en stopte. De chauffeur gaf gas en de tank schokte vooruit, bovenop de boomstronk.

Keesler riep het uit als de tank boven hen uittorende.

De boomstronk begon te splinteren terwijl de drie mannen zo dicht mogelijk bijeen zaten en zich in de aarde duwden.

Plots helde de tank over en ze keken naar de olieachtige onderkant van het metalen beest op enkele centimeters boven hun hoofd.

De boomstronk kreunde als de zware tank neerkwam en opnieuw voorwaarts kroop, schrijlings over de drie mannen.

Eindelijk rolde de tank voorbij en liet hen achter in een walm van stinkende uitlaatgassen van de dieselmotor.

"Hemeltjelief!" zei Duffy. "Werden we nu net overreden door een tank?"

"Ja." zei Martin.

Ze keken toe hoe de tanks een klein ravijn inreden en dan een halve draai naar rechts maakten.

"Waar gaan ze heen?" fluisterde Martin.

"Doet het ertoe?" zei Keesler. "Zolang ze niet naar hier terugkeren."

De tanks gingen op een rechte lijn staan en stopten vijftig meter verder. Ze draaiden hun geschutskoepels een beetje naar rechts.

Blijkbaar stonden ze in radiocontact met elkaar want hun bewegingen waren gecoördineerd.

"Onze jongens bevinden zich daar ergens." zei Martin.

Een ogenblik later openden de tanks het vuur met hun vijfenzeventigmillimetergeweren.

De drie mannen keken toe hoe de kogels een betonnen bunker raakten honderd meter verder.

Ze hoorden een schreeuw en dan kwam een soldaat de bunker uitgelopen.

"Hé," zei Duffy, "het is iemand van onze mannen!"

Een schutter uit een van de tanks schoot de soldaat neer.

"Smeerlap!" schreeuwde Keesler.

De tanks openden het vuur opnieuw met hun Franse vijfenzeventigs.

"Ze hebben onze jongens daar in het nauw gedreven." zei Duffy.

"En ze schieten ze aan flarden." zei Keesler.

Martin greep de vier handgranaten vast die aan de schouderriemen van Duffy hingen.

"Wat denk je wel dat je doet?" vroeg Duffy.

"Ik zal zien of ik hen kan doen vertragen."

"Ze hakken je in mootjes." zei Keesler.

"Ja, ik weet het."

"Hier." Duffy haalde de rugzak van onder zijn hoofd. "Je zal dit nodig hebben."

"Wat is dat?" vroeg Martin.

"Explosieven."

"Hoe moet je ze gebruiken?" Martin nam de rugzak vast en bekeek hem eens goed.

"Duw hem onder de tank zodat hij vastgeklemd zit en rol dan het touw af terwijl je je verwijdert."

"Hoe ver?"

"Minstens twintig meter of tot je achter een van de andere tanks bent. Dan ruk je aan het touw en de boel vliegt de lucht in."

"Wat zit erin?"

"Een kilogram TNT."

"Oké."

Martin stopte de vier granaten in zijn tas met de medische voorraad, hing de rugzak met explosieven over zijn schouder en rende naar de tanks.

Hij liet zich op de grond vallen naast de eerste tank en wachtte tot het kanon vuurde.

Zodra het kanon was afgegaan, sprong Martin op de tank, trok de pin uit een van de granaten en rolde hem in de loop van het kanon.

Hij sprong eraf en liep naar de achterkant van de tweede tank.

De granaat ontplofte waardoor de loop van het kanon van de eerste tank doormidden spleet.

Martin kroop onder de tweede tank, klemde de rugzak in de rupsband en maakte zich uit de voeten terwijl hij het ontstekingstouw over de grond meetrok.

Een Japanse soldaat in de eerste tank duwde het luik open en keek rond.

"Hij zal Martin zien." zei Keesler.

Duffy zocht zijn wapen. Hij zag het tien meter verder liggen, maar een van de tanks was erover gereden. Hij greep de .45 uit Keeslers holster.

"Wat doe je?" schreeuwde Keesler.

De Japanse soldaat had Martin gezien en tilde zijn pistool op.

“Ik zal zijn aandacht trekken.” zei Duffy.

"Dan zal hij op ons schieten!"

"Dan zal je best dekking zoeken, hé."

Duffy schoot naar de Japanse soldaat. Zijn kogel ketste af van de geschutskoepel.

De Japanse soldaat schoot terwijl hij zich met een ruk omdraaide.

Martin keek meteen in de richting van de het lawaai van de schoten. Hij zag Keesler over de boomstronk klauteren en dan zijn hand uitsteken om Duffy erover te helpen.

Martin wikkelde het ontstekingstouw af terwijl hij zich achter de derde tank verscholen hield.

De Japanse soldaat sprong naar de grond op zoek naar Martin.

Wanneer hij een ruk gaf aan het ontstekingstouw, beefde de aarde door de explosie, de tank werd van de grond getild en vloog in brand. De knal blies de Japanse soldaat een eind weg en tegen een rotsblok.

Martin hoorde het luik boven zich opengaan. Hij trok de pinnen uit de drie overgebleven granaten en rolde ze onder de tank. Hij had vijf seconden om weg te raken.

Hij sprong recht om het op een lopen te zetten, maar de soldaat bovenop de tank vuurde een schot en raakte Martin in zijn rechterbeen. Hij viel neer, kwam recht, maar viel dan opnieuw. Hij probeerde weg te kruipen.

Het laatste wat hij hoorde waren de drie granaten die snel na elkaar ontploften.

Hoofdstuk acht

Het was bijna donker toen Donovan klaar was en zijn gereedschap had opgeruimd.

De Wickershams kwamen buiten om zijn werk te bekijken en ze waren best tevreden. Mrs. Wickersham schreef een cheque uit van $ 1.500 voor Donovan.

"Dank u wel." Donovan stopte de cheque in zijn portefeuille. Hij haalde een paar visitekaartjes uit. Nee, de verkeerde kaartjes. Hij stopte ze weer weg en haalde zes andere kaartjes uit die hij aan Mr. Wickersham gaf. "Wilt u wat reclame maken bij uw vrienden?"

"Met veel plezier." Mr. Wickersham stak zijn hand uit als groet.

Mrs. Wickersham liet haar telefoon zakken en schudde Donovans hand. "Ik heb je net vijf sterren gegeven op Facebook."

"Dank u wel, Mrs. Wickersham, en vergeet niet dat u levenslange garantie hebt. Mocht er iets verkeerd lopen, belt u me maar."

Toen hij terug in zijn bestelwagen zat, haalde hij zijn telefoon boven om Sandia op te bellen.

"Hallo."

"Sandia?"

"Donovan O’Fallon. Ik hoor je graag."

"Echt?"

"Ja. Ik heb twee Excedrins net binnenkort genomen. Niet kauwen."

Hij lachte. "Goed zo. En niet meer dan vier per dag."

"Ja, je gezegd dat."

"Eh, denk je dat ik vanavond met je grootvader uit eten kan?"

На страницу:
3 из 5