bannerbanner
De Opkomst Van De Heldhaftige
De Opkomst Van De Heldhaftige

Полная версия

Настройки чтения
Размер шрифта
Высота строк
Поля
На страницу:
2 из 5

De Wilvox bereikten de boom. De groep gromde venijnig. Ze sprongen omhoog en klauwden naar hun voeten. Alec voelde de hete adem van één van de wolven eventjes bij zijn hiel. De scherpe hoektanden van het beest misten hem op een centimeter na. Ze bleven doorklimmen, vol adrenaline, tot ze een goede vijf meter boven de grond zaten.

Alec stopte. Hij snakte naar adem en het zweet prikte in zijn ogen. Hij keek naar beneden, biddend dat de Wilvox niet konden klimmen.

Tot zijn grote opluchting bevonden ze zich nog steeds op de grond, grommend en bijtend, springen, maar duidelijk niet in staat om te klimmen. Ze haalden woest uit naar de boomstam, maar zonder resultaat.

De twee gingen op de tak zitten, en toen het tot hen door begon te dringen dat ze veilig waren, haalden ze opgelucht adem. Alec keek verrast op toen Marco ineens in lachen uitbarstte. Het was het gelach van een gestoorde, een lach van opluchting, het gelach van een man die een zekere dood bespaard was gebleven.

Alec, die besefte hoe dicht ze bij de dood waren geweest, kon het niet helpen; ook hij moest lachen. Ze waren nog lang niet buiten gevaar; hij wist dat ze hun plek niet zomaar konden verlaten, en dat ze waarschijnlijk hier zouden sterven. Maar voor nu waren ze in elk geval veilig.

“Het lijkt erop dat ik je mijn leven verschuldigd ben,” zei Marco.

Alec schudde zijn hoofd.

“Bedank me nog maar niet,” zei Alec.

De Wilvox snauwden gemeen en deden de haren in zijn nek overeind staan. Alec keek omhoog. Hij wilde het liefst nog verder bij de beesten vandaan zien te komen, en hij vroeg zich af hoe hoog ze konden klimmen.

Ineens verstijfde hij. Terwijl hij opkeek, werd hij overspoeld door angst. Daar, in de takken boven hem, zat het meest afschuwelijke wezen dat hij ooit had gezien. Het was tweeënhalve meter lang, met het lichaam van een slang maar met zes paar poten, allemaal voorzien van lange klauwen. Zijn kop was gevormd als dat van een aal. Het had smalle spleten als ogen, vaal geel, en ze richtten zich op Alec. Het kromde zijn rug, siste, en opende zijn bek. Alec kon niet geloven hoe ver het zijn bek kon openen – ver genoeg om hem heel te kunnen verslinden. En afleidend van zijn ratelende staart, stond het beest op het punt om aan te vallen – en hen allebei te doden.

Het beest haalde uit naar Alecs keel. Hij gilde en sprong achteruit. Terwijl hij zijn grip verloor, dacht hij alleen nog maar aan die dodelijke hoektanden, die enorme bek, die zekere dood.

Hij dacht niet eens aan wat er beneden hem lag. Terwijl hij voelde hoe hij achterover door de lucht viel, realiseerde hij zich dat hij van het ene paar hoektanden naar het andere viel. Hij wierp een blik naar beneden en zag de Wilvox kwijlen. Ze openden hun kaken, en hij kon niets meer doen.

Hij had slechts de ene dood voor de andere ingeruild.

HOOFDSTUK DRIE

Kyra liep langzaam door de poorten van Argos. De ogen van al haar vaders mannen waren op haar gericht, en ze brandde van schaamte. Ze had haar relatie met Theos verkeerd geïnterpreteerd. Ze was zo stom geweest om te denken dat ze hem kon controleren – maar hij had haar afgewezen ten aanzien van alle mannen. Nu had iedereen gezien dat ze machteloos was, dat ze geen macht had over een draak. Ze was slechts een krijger – niet eens een krijger, maar slechts een tienermeisje die haar mensen naar een oorlog had geleid die ze, in de steek gelaten door de draak, niet meer konden winnen.

Kyra liep terug door de poorten van Argos en voelde alle ogen op zich branden. Er hing een ongemakkelijke stilte. Wat zouden ze nu van haar denken? vroeg ze zich af. Ze wist niet eens wat ze van zichzelf moest denken. Was Theos niet voor haar gekomen? Had hij deze strijd alleen voor zichzelf gestreden? Had ze wel speciale krachten?

Kyra was opgelucht toen de mannen eindelijk weer verder gingen met het plunderen van de stad en het verzamelen van wapens, ter voorbereiding op de naderende oorlog. Ze haastten zich door de straten om de buit te verzamelen die door de Mannen van de Heer was achtergelaten. Ze laadden wagens vol en leidden paarden weg. Het gekletter van staal vulde de lucht terwijl schilden en wapenrustingen met hopen tegelijk werden weggevoerd. Het begon harder te sneeuwen en de lucht kleurde donker. Ze hadden geen tijd meer te verliezen.

“Kyra,” klonk een bekende stem.

Ze draaide zich om en zag tot haar opluchting Anvin glimlachend naar haar toe lopen. Hij gaf haar een respectvolle blik, met de geruststellende vriendelijkheid en warmte van het vaderfiguur dat hij altijd was geweest. Hij drapeerde liefdevol een arm om haar schouder en glimlachte breed terwijl hij haar een nieuw, glimmend zwaard liet zien, het mes versierd met Pandesiaanse symbolen.

“Het beste staal dat ik in jaren heb vastgehouden,” grijnsde hij. “Dankzij jou hebben we nu genoeg wapens om een oorlog te beginnen. Je hebt ons formidabel gemaakt.”

Kyra haalde troost uit zijn woorden; maar ze kon haar gevoelens van depressie en verwarring maar niet van zich af schudden. Ze haalde haar schouders op.

“Ik heb dit niet gedaan,” antwoordde ze. “Theos heeft het gedaan.”

“Maar Theos is teruggekeerd voor jou,” antwoordde hij.

Kyra keek op naar de grijze lucht, die nu leeg was.

“Dat weet ik niet zo zeker.”

Er volgde een lange stilte, die alleen werd verbroken door de wind. Ze staarden samen naar de hemel.

“Je vader wacht op je,” zei Anvin uiteindelijk op serieuze toon.

Kyra liep met Anvin mee. Sneeuw en ijs knarsten onder hun laarzen terwijl ze zich een weg over de binnenplaats baanden. Ze passeerden tientallen van haar vaders mannen terwijl ze door het uitgestrekte fort van Argos liepen. De mannen leken voor het eerst in lange tijd eindelijk ontspannen. Ze zag hen lachen en drinken terwijl ze wapens en provisie verzamelden. Ze waren als kinderen op Allerheiligen.

Tientallen mannen stonden in een rij en gaven zakken met Pandesiaans graan door. De zakken werden hoog op de wagens gestapeld; er hobbelde een andere wagen aan, die was volgeladen met schilden, zo vol dat er een aantal over de rand vielen. De soldaten haastten zich om ze weer op te pakken. Overal om haar heen vertrokken de volgeladen wagens weer naar Volis, of naar andere plekken waar haar vader hen naartoe had gezonden. Het gaf Kyra wat troost, en ze voelde zich minder schuldig over de oorlog die ze in gang had gezet.

Ze gingen een bocht om en Kyra zag haar vader staan, omgeven door zijn mannen. Hij was bezig met het inspecteren van tientallen zwaarden en speren. Hij draaide zich om en toen hij haar zag gebaarde hij naar zijn mannen dat ze hen alleen moesten laten.

Haar vader keek naar Anvin, die hem onzeker aankeek, schijnbaar verrast door haar vaders zwijgende blik. Uiteindelijk draaide ook Anvin zich om, en liet hij Kyra en haar vader alleen achter. Ze was verrast – hij had Anvin nog nooit eerder gevraagd om hem alleen te laten.

Kyra keek naar hem op. Zijn uitdrukking was ondoorgrondelijk zoals altijd, het afstandelijke gezicht van een leider onder zijn mannen, niet het intieme gezicht van de vader die ze kende en liefhad. Hij keek op haar neer, en ze werd nerveus terwijl ze werd overspoeld door teveel gedachten: was hij trots op haar? Was hij boos om het feit dat ze hem deze oorlog in had geleid? Was hij teleurgesteld dat Theos haar had afgewezen en zijn leger in de steek had gelaten?

Kyra was inmiddels gewend geraakt aan zijn lange zwijgen voor hij sprak, en ze kon hem niet peilen; er was te snel te veel veranderd tussen hen. Ze had het gevoel alsof ze binnen één nacht volwassen was geworden, terwijl hij door de recente gebeurtenissen was veranderd; het was alsof ze niet meer wisten hoe ze zich in elkaar moesten inleven. Was hij de vader die ze kende en liefhad, die haar verhalen voorlas tot diep in de nacht? Of was hij nu haar commandant?

Hij stond daar, starend, en ze besefte dat ze niet wist wat ze moest zeggen. De spanning hing zwaar in de lucht, en de stilte werd alleen verbroken door het geluid van de wind. De fakkels achter hen flikkerden. Uiteindelijk kon Kyra de stilte niet langer verdragen.

“Brengt u dit allemaal terug naar Volis?” vroeg ze terwijl er een wagen vol zwaarden voorbij ratelde.

Hij draaide zich om, bekeek de wagen en leek uit zijn gedachten opgeschud te worden. Hij keek niet meer naar Kyra, maar staarde hoofdschuddend naar de wagen.

“In Volis ligt niets meer voor ons behalve de dood,” zei hij. Zijn stem klonk diep en vastbesloten. “We gaan nu naar het zuiden.”

Kyra was verrast.

“Het zuiden?” vroeg ze.

Hij knikte.

“Espehus,” stelde hij.

Kyra werd overspoeld door opwinding terwijl ze zich hun reis naar Espehus voorstelde. Espehus was de eeuwenoude vesting bij de zee, hun grootste buur in het zuiden. Haar opwinding werd nog heviger toen ze besefte dat zijn besluit om daar heen te gaan slechts één ding kon betekenen: hij bereidde zich voor op oorlog.

Hij knikte, alsof hij haar gedachten had gelezen.

“We kunnen nu niet meer terug,” zei hij.

Kyra bekeek haar vader met een gevoel van trots dat ze al in jaren niet meer had gevoeld. Hij was niet langer de zelfgenoegzame krijger van middelbare leeftijd die zijn dagen doorbracht binnen de muren van een klein fort – hij was nu de moedige commandant die ze zich van vroeger herinnerde, de man die bereid was om alles te riskeren voor vrijheid.

“Wanneer vertrekken we?” vroeg ze met een bonzend hart.

Tot haar verassing zag ze dat hij zijn hoofd schudde.

“Niet wij,” corrigeerde hij. “Ik en mijn mannen. Niet jij.”

Kyra was terneergeslagen. Zijn woorden staken als een dolk in haar hart.

“Laat u me achter?” vroeg ze stamelend. “Na alles dat er is gebeurd? Wat moet ik nog meer doen om mezelf te bewijzen?”

Hij schudde stellig zijn hoofd, en de harde blik in zijn ogen verscheurde haar. Het was een blik waarvan ze wist dat het betekende dat hij niet zou toegeven.

“Je gaat naar je oom,” zei hij. Het was een bevel, geen verzoek, en met die woorden wist ze waar haar plek was: ze was nu zijn soldate, niet zijn dochter. Het deed haar pijn.

Kyra haalde diep adem – ze zou niet zo makkelijk toegeven.

“Ik wil aan uw zijde vechten,” hield ze vol. “Ik kan u helpen.”

“Je gaat me ook helpen,” zei hij, “door te gaan waar je nodig bent. Ik heb je daar nodig.”

Ze fronste haar wenkbrauwen en probeerde het te begrijpen.

“Maar waarom?” vroeg ze.

Hij zweeg een lange tijd. Toen zuchtte hij.

“Je bezit…” begon hij, “…vaardigheden die ik niet begrijp. Vaardigheden die we nodig zullen hebben om deze oorlog te winnen. Vaardigheden waarvan alleen je oom weet hoe ze getraind kunnen worden.”

Hij strekte zijn arm uit en legde een hand op haar schouder.

“Als je ons wil helpen,” voegde hij toe, “als je ons volk wil helpen, dan is dat waar je nodig bent. Ik heb geen nieuwe soldaat nodig – ik heb jouw unieke talenten nodig. De vaardigheden die niemand anders heeft.”

Ze zag de oprechtheid in zijn ogen, en hoewel ze zich afschuwelijk voelde doordat ze niet met hem mee kon, voelde ze zich gerustgesteld door zijn woorden – en nieuwsgierig. Ze vroeg zich af naar welke vaardigheden hij refereerde, en wie haar oom was.

“Ga en leer wat ik je niet kan leren,” voegde hij toe. “Kom sterker terug. En help me winnen.”

Kyra keek weer in zijn ogen, en ze voelde zijn respect en warmte terugkeren. Het deed haar goed.

“Ur is een lange reis,” voegde hij toe. “Drie dagen rijden naar het noordwesten. Je zult alleen door Escalon moeten reizen. Je zult snel moeten rijden, ongemerkt, en de wegen moeten vermijden. Het nieuws over wat er hier is voorgevallen zal zich snel verspreiden – en de Pandesiaanse heren zullen wraak willen nemen. De wegen zullen gevaarlijk zijn – je blijft in de bossen. Rij naar het noorden, zoek de zee, en hou die in het zicht. De zee zal je kompas zijn. Volg de kustlijn, en je zult Ur vanzelf vinden. Blijf weg uit dorpen, blijf weg bij mensen. Stop niet. Vertel niemand waar je heen gaat. Praat met niemand.”

Hij greep haar stevig bij haar schouders. De donkere blik in zijn ogen joeg haar angst aan.

“Begrijp je me?” drong hij aan. “Het is een gevaarlijke reis voor iedere man – en al helemaal voor een meisje dat alleen is. Ik kan niemand missen om je te vergezellen. Je moet sterk zijn om dit alleen te doen. Ben je dat?”

Ze kon de angst in zijn stem horen, de liefde van een bezorgde vader, en ze knikte. Ze was trots dat hij haar vertrouwde.

“Dat ben ik, Vader,” zei ze trots.

Hij bestudeerde haar, en knikte toen tevreden. Langzaam verschenen er tranen in zijn ogen.

“Van al mijn mannen,” zei hij, “van al deze krijgers, ben jij degene die ik het hardst nodig heb. Niet je broers, zelfs niet mijn beste soldaten. Jij bent de enige die deze oorlog kan winnen.”

Kyra was verward en overweldigd; ze begreep niet helemaal wat hij bedoelde. Ze deed haar mond open om het hem te vragen – toen ze ineens iemand zag naderen.

Ze draaide zich om en zag Baylor, haar vaders stalmeester, naar hen toe komen. Hij had zijn gewoonlijke glimlach op zijn gezicht. Hij was een korte, dikke man met volle wenkbrauwen en slierterig haar. Hij glimlachte naar haar en keek toen naar haar vader, alsof hij op zijn goedkeuring wachtte.

Zijn vader knikte naar hem, en Baylor draaide zich naar haar om.

“Er is me vertelt dat je een reis gaat maken,” zei Baylor met zijn nasale stem. “Daar heb je een paard voor nodig.”

Kyra fronste.

“Ik heb een paard,” antwoordde ze terwijl ze een blik wierp op het paard waarop ze tijdens de strijd met de Mannen van de Heer had gereden. Het stond vastgebonden aan de andere kant van de binnenplaats.

Baylor glimlachte.

“Dat is geen paard,” zei hij.

Baylor keek naar haar vader, en haar vader knikte.

“Volg mij,” zei hij, en zonder te wachten liep hij richting de stallen.

Kyra keek hem verward na, en keek toen haar vader aan. Hij knikte naar haar.

“Volg hem,” zei hij. “Je zult er geen spijt van krijgen.”

*

Kyra liep met Baylor over de besneeuwde binnenplaats naar de lage stenen stallen, vergezeld door Anvin, Arthfael en Vidar. Kyra vroeg zich af wat voor paard Baylor voor haar in gedachten had. Wat haar betreft was het ene paard net zo goed als het andere.

Terwijl ze de grote stenen stallen naderden, zeker honderd meter lang, draaide Baylor zich naar haar om. Zijn ogen glinsterden van verruking.

“De dochter van onze Heer heeft een goed paard nodig, waar ze dan ook heen gaat.”

Kyra’s hart begon sneller te kloppen; ze had nog nooit een paard van Baylor gekregen. Dat was een eer die alleen voor vooraanstaande krijgers bedoeld was. Ze had er altijd van gedroomd om een eigen paard te hebben als ze oud genoeg was, wanneer ze het had verdiend. Het was een eer die zelfs haar oudere broers nog niet hadden.

Anvin knikte trots.

“Je hebt het verdiend,” zei hij.

“Als je een draak aan kunt,” voegde Arthfael glimlachend toe, “dan kun je zeker een groot paard aan.”

Terwijl ze de stallen naderden, verzamelde zich een kleine menigte bij hen. De mannen stopten met het verzamelen van wapens, duidelijk nieuwsgierig naar waar ze heen werd geleid. Haar twee oudere broers, Brandon en Braxton, voegden zich ook bij hen. Ze wierpen Kyra jaloerse blikken toe, en keken toen snel weg. Ze waren te trots, zoals altijd, om haar erkenning te geven, laat staan lof. Zij verwachtte ook niet anders van hen.

Kyra hoorde voetstappen en zag haar vriendin Dierdre.

“Ik hoor dat je weggaat,” zei Dierdre terwijl ze naast haar kwam lopen.

Kyra voelde zich op haar gemak in haar aanwezigheid. Ze dacht terug aan de tijd die ze samen in de cel van de gouverneur hadden doorgebracht, aan alles dat ze hadden doorstaan, aan hun ontsnapping. Ze voelde een diepe band met haar. Dierdre had veel ergere dingen meegemaakt dan zij, en terwijl ze haar haar keek, voelde ze nog steeds een diep verdriet dat om haar heen hing. Ze vroeg zich af wat er van haar terecht zou komen. Ze kon haar hier niet alleen achterlaten, besefte ze. Nu het leger naar het zuiden zou gaan, zou Dierdre alleen achterblijven.

“Ik kan wel een reisgenoot gebruiken,” zei Kyra.

Dierdre keek haar aan. Haar ogen werden groot van verassing en er verscheen een brede glimlach op haar gezicht.

“Ik hoopte al dat je dat zou vragen,” antwoordde ze.

Anvin, die hen had gehoord, fronste.

“Ik weet niet of je vader dat goed zou keuren,” kwam hij tussenbeide. “Het gaat om serieuze zaken.”

“Ik zal me nergens mee bemoeien,” zei Dierdre. “Ik moet toch door Escalon. Ik ga terug naar mijn vader. En dat is een reis die ik liever niet alleen maak.”

Anvin wreef over zijn baard.

“Je vader zou het maar niets vinden,” zei hij tegen Kyra. “Ze zou een blok aan het been kunnen zijn.”

Kyra legde een geruststellende hand op Anvins pols.

“Dierdre is mijn vriendin,” zei ze. “Ik laat haar niet in de steek, net zoals jij niet een van je mannen in de steek zou laten. Wat is het dat je me altijd vertelt? Niemand blijft achter.”

Kyra zuchtte.

“Ik mag dan geholpen hebben om Dierdre uit die cel te redden,” voegde Kyra toe, “maar zij heeft ook geholpen om mij te redden. Ik ben haar veel verschuldigd. Het spijt me, maar het scheelt me niets wat mijn vader ervan denkt. Ik ben degene die alleen door Escalon moet, niet jij. Ze gaat met me mee.”

Dierdre glimlachte. Ze ging naast Kyra staan en stak haar arm door die van haar. Kyra had een goed gevoel bij het idee dat ze met haar mee zou gaan, en ze wist dat ze de juiste beslissing had genomen, wat er ook zou gebeuren.

Kyra zag haar broers staan, en ze kon het niet helpen; ze was teleurgesteld om het feit dat ze niet meer beschermend waren, dat ze niet hadden aangeboden om ook met haar mee te gaan; ze waren te competitief. Het deed haar verdriet dat dat de aard van hun relatie was, maar ze kon anderen nu eenmaal niet veranderen. Ze was zo beter af, besefte ze. Ze zaten vol bravado, en ze zouden alleen maar roekeloze acties uithalen om haar in de problemen te brengen.

“Ik zou ook graag met je meegaan,” zei Anvin op schuldige toon. “Het idee dat je door Escalon moet zit me niet lekker.” Hij zuchtte. “Maar je vader heeft me nodig, nu meer dan ooit. Hij heeft me gevraagd om met hem mee te gaan naar het zuiden.”

“En ik,” voegde Arthfael toe. “Ik zou ook graag met je meegaan – maar ik moet ook met de mannen mee naar het zuiden.”

“En ik moet achterblijven en Volis bewaken gedurende zijn afwezigheid,” voegde Vidar toe.

Kyra was geraakt door hun steun.

“Maak je geen zorgen,” antwoordde ze. “Het is slechts drie dagen rijden. Het komt wel goed.”

“Daar twijfel ik niet aan,” viel Baylor bij. “En je nieuwe paard zal daarvoor zorgen.”

Met die woorden duwde Baylor de brede staldeur open, en ze volgden hem het lage stenen gebouw in. De geur van paarden hing zwaar in de lucht.

Kyra’s ogen pasten zich langzaam aan de duisternis aan. De stallen waren vochtig en koel, gevuld met het geluid van opgewonden paarden. Ze zag rijen met de mooiste paarden die ze ooit had gezien – grote, sterke, schitterende paarden, zwart en bruin, stuk voor stuk kampioenen. Het was een schatkist.

“De Mannen van de Heer hebben de beste paarden voor zichzelf bewaard,” legde Baylor uit terwijl hij met een huppeltje in zijn pas langs de paarden liep. Hij was in zijn element. Hij aaide een paard hier en daar, en de dieren leken tot leven te komen in zijn aanwezigheid.

Kyra liep langzaam achter hem aan. Elk paard was als een kunstwerk, groter dan de meeste paarden die ze had gezien, vol schoonheid en kracht.

“Dankzij jou en je draak zijn dit nu onze paarden,” zei Baylor. “Het is slechts gepast dat jij er één mag uitzoeken. Je vader heeft me opgedragen jou als eerst te laten kiezen. Zelfs voor hem.”

Kyra was overweldigt. Terwijl ze de stal bestudeerde, voelde ze een grote verantwoordelijkheid branden. Ze wist dat dit een keus was die ze maar één keer in haar leven zou maken.

Ze liep langzaam en liet haar hand door de manen van de paarden glijden. Ze voelde hoe zacht en glad ze waren, hoe krachtig, en ze wist niet welke ze moest kiezen.

“Hoe moet ik kiezen?” vroeg ze aan Baylor.

Hij glimlachte en schudde zijn hoofd.

“Ik heb mijn hele leven paarden getraind,” antwoordde hij, “en ik heb ze ook gefokt. En als er één ding is dat ik weet, is het dat geen twee paarden hetzelfde zijn. Sommigen worden gefokt op snelheid, anderen op uithoudingsvermogen; sommigen zijn gebouwd op kracht, terwijl anderen weer geschikt zijn als trekpaarden. Sommigen zijn te trots om iets te dragen. En anderen, wel, anderen zijn gebouwd voor de strijd. Sommigen blinken uit in het steekspel, anderen willen gewoon vechten, en weer anderen zijn gemaakt voor de oorlog. Sommigen zullen je beste vriend zijn, anderen zullen zich tegen je keren. Je band met een paard is iets magisch. Ze moeten zich tot je aangetrokken voelen, en jij tot hen. Maak de juiste keuze, en je paard zal altijd bij je blijven, in tijden van strijd en in tijden van oorlog. Geen enkele goede krijger is compleet zonder zijn of haar paard.”

Kyra’s hart bonkte van opwinding terwijl ze langzaam langs de paarden liep. Sommigen keken naar haar, sommigen keken weg, sommigen hinnikten en stampten ongeduldig, anderen stonden stil. Ze wachtte op een connectie, maar ze voelde niets. Het was frustrerend.

Toen, ineens, voelde Kyra een rilling over haar rug lopen, als bliksem die door haar heen schoot. Het kwam als een scherp geluid door de stallen. Het was een geluid dat haar vertelde dat dat haar paard was. Het klonk niet als een gewoon paard – het stootte een veel donkerder geluid uit, veel krachtiger. Het rees boven al het andere geluid uit, als een wilde leeuw die uit een kooi probeerde te breken. Het beangstigde haar, en tegelijkertijd trok het haar aan als een magneet.

Kyra draaide zich om naar waar het geluid vandaan kwam, aan het eind van de stallen, en op dat moment klonk er het splinteren van hout. Ze zag de stallen verbrijzelen, het hout vloog alle kanten op, en er ontstond commotie terwijl enkele mannen zich erheen haastten en probeerden de gebroken houten staldeur te sluiten. Er bleef een paard tegen aan trappen.

Kyra haastte zich erheen.

“Waar ga je heen?” vroeg Baylor. “De goede paarden staan hier.”

Maar Kyra negeerde hem, en haar hart begon sneller te kloppen. Ze wist dat het haar riep.

Baylor en de anderen haastten zich achter haar aan. Toen ze het einde van de stallen bereikte, snakte ze naar adem. Daar stond wat een paard leek te zijn, maar twee keer zo groot als de andere paarden, met benen zo dik als boomstammen. Hij had twee kleine, vlijmscherpe hoorns, nauwelijks zichtbaar achter zijn oren. Zijn vacht was niet bruin of zwart zoals die van de andere paarden, maar diep rood – en zijn ogen, anders dan de andere paarden, waren fel groen. Ze keken haar recht aan, en het benam haar de adem. Ze kon niet bewegen.

Het wezen, dat boven haar uit torende, maakte een grommend geluid en ontblootte zijn scherpe hoektanden.

“Wat voor paard is dit?” fluisterde ze naar Baylor.

Hij schudde afkeurend zijn hoofd.

“Dat is geen paard,” fronste hij, “maar een wild beest. Een freak. Heel zeldzaam. Het is een Solzor. Geïmporteerd uit de verste hoeken van Pandesia. De Heer Gouverneur moet hem als een trofee hebben gehouden. Hij kon het beest niet berijden – dat kon niemand. Solzors zijn wilde beesten, ze kunnen niet getemd worden. Kom – je verspild kostbare tijd. Terug naar de paarden.”

Maar Kyra bleef staan. Ze was aan de grond genageld, niet in staat om weg te kijken. Haar hart bonsde. Ze wist dat dit voor haar bestemd was.

“Ik kies deze,” zei ze tegen Baylor.

Baylor en de anderen snakten naar adem en staarden haar aan alsof ze gestoord was. Er volgde een verbijsterde stilte.

“Kyra,” begon Anvin, “je vader zou nooit toestaan – ”

“Het is mijn keus, of niet dan?” antwoordde ze.

Hij fronste en zette zijn handen op zijn heupen.

“Dat is geen paard!” hield hij vol. “Dat is een wild beest.”

“Het zou je doden,” voegde Baylor toe.

Kyra draaide zich naar hem om.

“Was jij niet degene die me vertelde dat ik op mijn gevoel moest vertrouwen?” vroeg ze. “Wel, dit is waar mijn instinct me heen heeft gebracht. Dit dier en ik horen bij elkaar.”

De Solzor trapte ineens tegen een andere houten staldeur aan, en de splinters vlogen alle kanten op. Kyra was verbijsterd. Het dier was wild en ongetemd en geweldig, te groot voor deze plek, te groot voor gevangenschap, superieur aan de anderen.

На страницу:
2 из 5