
Полная версия
Raji Boek Vier
"Mr. Busetilear," zei Po-Sin. "Zo blij u te zien van zoveel jaar geleden." Hij keek naar de meisjes en dan naar de majordomus. "Maar wat zal u in de achterkeuken gaan?"
Voor ik kon antwoorden, zag Po-Sin er plots geïrriteerd uit, alsof hij net aan iets onaangenaams gedacht had. Hij keek heel even boos naar de majordomus voor hij met zijn vrije hand de deur openduwde en naar iemand in de keuken gilde. Er kwam een jongen aangerend die eruitzag alsof hij betrapt was terwijl hij zijn vinger in het dessert van een klant aan het dopen was. Hij maakte een lichte buiging naar Po-Sin en gluurde dan snel even naar ons. Po-Sin gaf zijn zware dienblad aan de jongen en rammelde instructies af waarvan ik maar een paar woorden begreep.
"Engelsman met baard... dikke vrouw... slaatje... kleine vrouw... niet morsen... haast je..."
De jongen, die duidelijk opgelucht was dat hij niet in de nesten zat, knikte verschillende keren en haastte zich dan om de klanten te bedienen. Ondertussen wierp Po-Sin de majordomus een strenge blik toe met ogen als pistolen.
"Het is voor u, Mr. Busetilear," hij aarzelde en op zijn gezicht verscheen een brede glimlach, "en uw kleine gezelschap, dat we onze mooiste tafel gereserveerd hebben in het grootste restaurant van het beste hotel van heel Mandalay."
De majordomus opende zijn mond, maar hij zei niets.
"Alstublieft u volgt mij graag," zei Po-Sin en hij leidde de weg naar het restaurant.
Ik zette een stap opzij en deed teken naar de meisjes dat ze voor moesten gaan. Ze deden wat ik vroeg, maar - via communicatie die alleen zij begrepen - manoeuvreerden ze zich al gauw aan weerszijden van me, waarna ze achter me gingen lopen.
De planken van de houten vloer kraakten onder onze voeten terwijl we Po-Sin volgden die door de tafeltjes zigzagde. Hij leidde ons naar een erg respectabel tafeltje bij de zonnige ramen, gaf ons drie menu's en deed teken naar een andere ober dat hij ons elk een glas gekoeld water moest brengen. Daarna beloofde hij terug te komen zodra we klaar waren en vertrok hij snel. Hij ging nog even checken bij een tafeltje in onze buurt hoe zijn jonge stagiair het stelde die druk in de weer was voor een Engelsman en zijn twee vrouwelijke metgezellen. Ze zagen er geen van de drie echt blij uit.
Het was halverwege de voormiddag en ik had geen honger. Eigenlijk at ik zelden meer dan een keer per dag. Maar een van de meisjes - Suu-Kyi denk ik - had eerder gezegd dat ze honger hadden, dus besloot ik iets voor mezelf te bestellen om hen op hun gemak te stellen.
De menu's waren in het Birmaans en het Engels. De meisjes bestudeerden ze grondig, maar ik wist niet of ze konden lezen. Net toen ik het hen wilde vragen, schrok ik van een scherp geluid rechts van me. Ik draaide me met een ruk om en zag dat de oudere Engelsman zich bukte om een vork op te rapen terwijl hij naar me keek. Terwijl hij rechtkwam, staarden hij en zijn vrouwelijke metgezellen ons alle drie met een blik vol afgrijzen aan. Ik zag dat de meisjes hen geen aandacht schonken.
Goed zo, laat de mensen maar denken wat ze willen. Het kan ons niet schelen.
Het management had het oude hotel niet erg goed onderhouden. De gele verf bladderde van de muren en er ontbraken een paar luiken. Aan het plafond in het restaurant hingen er vier punkahs - grote, roze ventilatoren in de vorm van fors uitgegroeide bougainvilleabladen. Slechts een ervan werkte; hij zwiepte traag heen en weer om de lucht te verplaatsen. Ik stelde me voor dat er ergens in de keuken een jongen aan het snoer trok en dan weer losliet om de ventilator te bedienen. Ik wist dat Po-Sin ons op de beste plaats gezet had om optimaal van de ventilator te genieten zonder dat we er rechtstreeks onder zaten, want daar koelt het zachte windje je eten te snel af.
Toen ik mijn menu neerlegde, keerde Po-Sin terug en ging naast me staan met zijn notitieboekje in de aanslag. Ik vroeg een kleine kom own-nort khaukswe - noedels met kip in kokosnoot.
"Koffie, Mr. Busetilear?"
"Ja. Dank je, Po-Sin." Zowel hij als ik keken naar de meisjes.
"Hamburger, alstublieft," zei Marie.
"Hamburger, alstublieft," echode Suu-Kyi.
Ik moest glimlachen. Po-Sin keek naar me.
"Weet je nog hoe je een hamburger klaarmaakt?" vroeg ik hem. Ik wist dat het niet op het menu stond.
"Ja zeker, meneer, maar Kokkie zal niet blij zijn."
"Zeg tegen Kokkie dat ik hem een roepie extra zal betalen voor zijn tijd."
"Dat zal hem veel blijer houden, Mr. Busetilear." Po-Sin hoopte waarschijnlijk ook op een fooi met een extra roepie.
Ik glimlachte toen ik hem mijn familienaam, Fusilier, hoorde uitspreken. Het deed me denken aan Kayin die hetzelfde probleem had gehad.
"En breng, alsjeblief, ook twee cola's en zes gouden shweji voor de jongedames," ik ving een glimp op van twee paar grote ogen en ging verder, "zo hebben ze iets terwijl we wachten op ons eten." Ik wist nog dat shweji hele lekkere tarwegebakjes waren, gevuld met kokosroom en rozijnen.
De meisjes grinnikten naar elkaar terwijl de ober vertrok en toen glimlachten ze naar mij. Het was de eerste blijk van emotie die ik bij hen zag. Ik vermoedde dat ze niet vaak cola dronken en zeker geen hamburgers aten. Ik vond het niet erg dat het me wat extra zou kosten; hun prachtige glimlach maakte dat - en nog veel meer - goed.
Po-Sin bracht mijn koffie, samen met de cola's en de gebakjes. Hij haalde een blinkende flesopener uit de zak van zijn witte schort en opende de flesjes. Toen hij de drankjes voor de meisjes neerzette, pakten ze de flesjes vast op een manier die wel een choreografie leek. Het ene meisjes gebruikte daarbij haar rechterhand, het andere de linker. Ze namen elk een klein slokje en plaatsten dan de flesjes terug op tafel.
Hoewel Po-Sin niet veel aandacht aan de meisjes besteedde, zag ik vernietigende, starende blikken van de andere gasten. Ze vroegen zich allicht af wat onze relatie was: een achtentwintigjarige, witte man met twee Euraziatische kinderen.
Er spookten wel honderd vragen door mijn hoofd: waar hadden ze gewoond, waar gingen ze naar school, wie was de oude vrouw die hen bij me achtergelaten had, waar was hun moeder... maar ik wilde de meisjes niet overdonderen door hen over hun verleden te ondervragen. Ik zou de brief aan hun grootmoeder gebruiken om meer informatie los te krijgen, maar voor het moment genoot ik ervan gewoon naar hen te kijken.
Voor we naar beneden kwamen, was ik naar de badkamer gegaan om me te scheren en mijn haar te kammen. Mijn scheergerief was nat geweest en op de borstel had nog schuim gezeten. Ik glimlachte toen ik me voorstelde dat de meisjes mijn spullen bekeken en zich afvroegen waar ze voor dienden. Er lag een scheermes in het medicijnenkastje, samen met mijn scalpel. Ik gebruikte graag het scalpel om mijn bakkebaarden en snor bij te werken omdat ik dat veel handiger vond dan het scheermes. Ze waren allebei extreem scherp en de meisjes hadden geluk gehad dat ze zich niet gesneden hadden toen het scalpel in de lavabo gevallen was. Bovendien hadden ze op de lavabo moeten klimmen om bij het medicijnenkastje te komen. Ik zou in de toekomst voorzichtiger zijn met waar ik het scheermes en het scalpel liet.
Van alle scenario's die ik me bij mijn terugkeer naar Birma had voorgesteld, was het kant-en-klare vaderschap zelfs niet bij me opgekomen. En ik maakte me zorgen over mijn prestatie tot nu toe.
"Wat moet ik schrijven in onze brief naar jullie grootmoeder?" Ik stelde mijn vraag aan Suu-Kyi, maar Marie antwoordde.
"We moeten haar vragen dat ze ons morgen komt bezoeken."
“Oh, Amerika is erg ver. Ik denk niet dat ze morgen kan komen. Maar ze zal van alles willen weten over jullie."
"Wat zoal, alstublieft?"
"Zoals waar je naar school gaat..."
“We hebben nooit naar school gegaat,” zei Marie.
Dit antwoord bracht me in de war, maar ik wist niet precies waarom.
"In welk soort huis woon je?"
"Wij kunnen niet in een huis wonen."
Het was Marie die al die antwoorden gaf en ik begon te denken dat ik misschien niet alles wilde weten. Hun omstandigheden waren waarschijnlijk moeilijk in het beste geval. Mijn hart brak al bij het idee alleen dat ik de afgelopen zeven jaar twee prachtige dochters had gehad zonder het te weten. Kayin had me natuurlijk niet kunnen contacteren waar ik was, maar toch voelde ik me onwaardig om hun vader te zijn.
"Jullie grootmoeder zal ook willen weten hoe oud jullie zijn."
"Zeven jaar..." begon Suu-Kyi, maar haar zus onderbrak haar.
“Acht jaar,” zei Marie, “bijna.”
Wanneer verjaren jullie?
"11 juli."
Hm... juli min negen maanden - november. November 1933. Misschien scheelde het een paar weken, maar nee, het waren beslist mijn kinderen. Ik twijfelde er niet aan. Marie had de naam van mijn moeder en de beide meisjes hadden de blauwe ogen van hun moeder. En die oude vrouw aan mijn deur kende me. Wie was ze en wie had haar gezegd dat ik terug was in Mandalay?
"Jullie verjaren volgende maand. Zullen we een verjaardagsfeestje houden?"
“Oh, ja!” gilden de beide meisjes samen.
"Met taart en cadeautjes?" vroeg Suu-Kyi.
"Natuurlijk. Je kan toch geen feestje houden zonder taart en cadeautjes. Wanneer hadden jullie laatst een verjaardagsfeestje?"
"Toen we vijf werden," zei Marie.
"Wie heeft dat feestje voor jullie georganiseerd?"
"Moeder en..." zei Suu-Kyi, maar haar zus onderbrak haar weer.
"Alleen moeder." Marie keek even naar haar zus.
Suu-Kyi liet haar handen zakken en staarde naar het gele tafelkleed. Haar handen leken constant te bewegen als ze sprak, alsof ze haar woorden kracht wilde bijzetten.
"Waar is Kayin? Waar is jullie moeder heengegaan?"
"Twee mannen hebben haar meegenomen," zei Marie.
"Welke twee mannen?"
“Dezelfde net als die twee daar." Marie wees achter me.
Toen ik me omdraaide, zag ik twee tafeltjes verder twee mannen in identieke militaire uniformen. Ze waren fluisterend in gesprek terwijl ze kleine kopjes sake dronken. Alle angst en pijn van de voorbije acht jaar sloeg me plots weer om het hart - de twee mannen waren officieren van het Japans Keizerlijk Leger.
Hoofdstuk drie
De meisjes aten alles op, leegden hun colaflesjes en dronken zelfs al het water op. Ik betaalde de rekening, liet een fooi achter voor Po-Sin en de kok en vroeg dan aan Marie en Suu-Kyi of ze zin hadden in een wandeling. Ik moest de afschuwelijke gedachten die in me opborrelden van me afzetten.
Ze knikten aarzelend; misschien twijfelden ze over wat ik voor ogen had. Ik vroeg ik me af of de persoon die voor hen gezorgd had iets gelijkaardigs gezegd had voor ze hen naar mijn hotelkamer bracht.
Op straat liepen ze elk aan een kant van me; Suu-Kyi nam mijn hand, maar Marie niet. We liepen door de 62ste Straat en staken de drukke Theik Pan over, die ook wel de Birmastraat genoemd werd.
Net voorbij Theik Pan gingen we de wemelende Nyaung Pin Bazaar binnen, waar klanten nog snel de ingrediënten voor hun avondeten kwamen kopen. Ik herinnerde me al het lawaai, de bedrijvigheid en de overvloed aan felle kleuren. Ik herkende meteen de gele thanaka van de vrouwen.
Toen ik de eerste keer in Birma was, had ik er Kayin naar gevraagd en ze had verteld dat de vrouwen in Birma al honderden jaren de schors van de thanakaboom gebruiken en tot poeder vermalen om er dan met wat water een romige pasta mee te maken. Die pasta smeren ze dan in artistieke cirkels, strepen en spiralen, in dikke lagen op hun wangen en soms op hun voorhoofd en kin. De vrouwen beschouwen die pasta als fijne cosmetica die hun schoonheid bevordert en tegelijk hun huid beschermt en rimpels helpt voorkomen. Ze smeren het ook op het gezicht van hun jonge kinderen om hen te beschermen tegen de zon.
Kayin had de pasta altijd gebruikt tot ze in het hotel begon te werken. De Engelse manager had alle vrouwelijke personeelsleden verboden om thanaka te gebruiken. Hij had gezegd dat ze eruitzagen als onbeschaafde heidenen met die 'vieze troep' op hun gezicht.
De meisjes en ik bleven staan bij een kraam waar hoge stapels houten kooien stonden waarin eenden en ganzen zaten. De eigenaar hakte vrolijk de kop van drie vette vogels voor een klant - een oude dame in een blauwe longhi, die nauwelijks groter was dan Marie. Ze telde geconcentreerd haar munten terwijl een jong meisje de dode eenden voor haar van hun ingewanden ontdeed en schoonmaakte.
De tweeling keek toe, net als ik, maar ik kon niet zien of het tafereel hen stoorde of niet. Suu-Kyi schuifelde wat dichter naar me toe en vestigde haar aandacht op een groot, bruin ei op de bodem van de net leeggekomen kooi, terwijl Marie erg geïnteresseerd leek in de efficiëntie van het meisje met het mes.
Ik heb mensen vaak horen spreken over de koperachtige geur van bloed. Zelf heb ik er nooit op gelet dat bloed een geur heeft, maar misschien ben ik eraan gewoon geraakt. De sterke geur van de vogelpoep was echter overweldigend. We vertrokken toen het hakmes een schrille kreet smoorde voor een nieuwe klant.
Maar zelfs het gesnater van de verdoemde vogels stopte mijn op hol geslagen gedachten niet. Waarom hadden de soldaten Kayin meegenomen? Wat hebben ze gedaan met haar? Hoe kon ik haar vinden? Het enige wat ik had, waren vragen en geen enkel antwoord. Ik besefte dat mijn brein nog altijd wispelturig was en nauwelijks langer dan een paar minuten een gedachte kon vasthouden, waarschijnlijk doordat ik absoluut nog niet volledig hersteld was.
De dokter in Virginia had gezegd dat zo'n lange reis maken voor ik weer op krachten was, gekkenwerk was en dat ik mijn gezondheid in gevaar bracht als ik niet in zijn buurt bleef om nauwkeurig opgevolgd te worden. Raji had me hetzelfde gezegd, maar wat minder diplomatisch. Ze had minder woorden gebruikt; een ervan was 'domkop'. Ik luisterde naar geen van hen beiden, want mijn gebroken belofte aan Kayin dreef me veel meer dan mijn instinct tot zelfbehoud. Ik veronderstel dat dit ook een symptoom zou kunnen zijn van mijn verwarde geest.
Ik voelde iemand aan mijn hand trekken en keek neer naar Suu-Kyi.
"Heb je dat gezien?"
Ze wees naar een bruin aapje aan een ketting dat probeerde in een kokosnoot te bijten. Voor het aapje zat een zwart-witte puppy vol interesse naar de kokosnoot te kijken, alsof het wachtte op een gelegenheid om te proberen de noot open te breken. Het aapje sloeg de kokosnoot tegen de grond en hij stuiterde weg. De puppy zag zijn kans schoon, sprong op de kokosnoot en probeerde erin te bijten, maar zijn bek kon niet ver genoeg open om er grip op te krijgen met zijn tanden.
Het donderde in de verte toen we verder liepen. Ik wist dat de meisjes zich zorgen maakten om hun moeder, maar het zou geen van ons drieën goed doen om de hele dag te kniezen. Dus besloot ik iets te zoeken dat hen bezig zou houden terwijl ik bedacht wat ik kon doen.
Het zachte briesje bracht de sterke geur van gebakken vis en look met zich mee.
"Suu-Kyi en Marie," zei ik terwijl we ons een weg baanden door het volk, "willen jullie me helpen met winkelen?"
Ze stemden enthousiast toe.
In de hotelkamer was er geen keuken, maar ik dacht dat wat eten en misschien iets om te drinken wel goed zou zijn. En als we niet voor al onze maaltijden naar het restaurant moesten, zouden we nog wat geld besparen ook.
Marie en Suu-Kyi waren erg bedreven in rijp fruit, vers brood, kaas en andere dingen kiezen die niet in een koelkast bewaard moesten worden. Ik stelde voor een paar flessen cola te kopen.
"Niet mogelijk," zei Marie. "Kosten veel meer groter hier dan in eender welke winkel in Mandalay. Water van lavabo in je badkamer zal volstaan voor ons tot we weer leren rijk zijn."
Ik trok een wenkbrauw op naar haar en ze wierp me een erg strenge blik toe.
Ze waren niet verlegen als ze onderhandelden over de prijs en bleken een uitgebreide kennis te hebben van de producten en wat ze kostten. Ik hoorde de kleine Marie verschillende keren zeggen tegen een handelaar dat ze met veel plezier naar een concurrent zou gaan om een paar anna te sparen; de kleine bronzen munten waarvan er twaalf in een roepie gingen.
"We moeten heel goed op ons geld letten," zei ze tegen een vrouw die uiteindelijk akkoord ging met Maries aanbod om de helft te betalen van wat ze gewild had voor een stuk kaas. Ze spraken Birmaans en ik denk niet dat Marie wist dat ik hun gesprek begreep. Hoe meer ik de taal hoorde, hoe meer ik me ervan herinnerde en met elk woord dat ik hoorde, begreep ik meer van de taal.
"'t Is niet dat ik hier rijk van word, weet je," zei de vrouw tegen me toen ik haar het geld gaf en Marie de kaas in ontvangst nam. "Ik heb ook kleine kinderen die ik eten moet geven."
Aangezien ik een buitenlander was, sprak ze op een afgemeten en gecontroleerde manier en misschien een ietsje luider dan nodig was. Ik begreep haar Birmaans, maar ik kon niet op de woorden komen om haar een gepast antwoord te geven. Ik had medelijden met de arme vrouw en drukte nog twee munten in haar hand terwijl Marie en Suu-Kyi gele appels inspecteerden in het volgende kraam. De kaasdame gaf me een tandeloze grijns, wees naar Marie en tikte dan met haar wijsvinger tegen haar rechterslaap. Ja, had ik willen antwoorden, ze is erg slim, maar in de plaats daarvan bedankte ik haar en haastte me om de volgende handelaar te redden van het bankroet door toedoen van mijn nieuwe kinderen.
We bezochten verschillende kraampjes voor het begon te regenen. Niemand schonk veel aandacht aan de zware stortbui. Er verschenen een paar paraplu's en enkele handelaars pasten hun dekzeilen aan om de druipende regen weg te leiden van hun klanten.
Druppels tropische regen zijn groter dan druppels regen in andere delen van de wereld. In Virginia waren het daarbij vergeleken maar speldenkopjes en in Europa waren ze dubbel zo groot. Maar in de tropen groeien regendruppels voor ze uit de hemel vallen en met een plop en een plons neerspatten. Het geroffel op de vele dekzeilen groeide uit tot een luid gerommel en hield dan plots op. We stapten weg van onder een dekzeil en zetten onze weg verder.
De activiteiten op de markt hervatten zoals voor de regen en als enige reactie veegden de meisjes een paar natte haarlokken uit hun gezicht. Ze deden dit met exact dezelfde bewegingen en gebruikten hun beide handen om het haar uit hun gezicht en achter hun oren te duwen.
Nadat Suu-Kyi een bokaal ingelegde mango's gekocht had voor een fractie van de prijs die de man eerst gevraagd had, kwamen we aan op de plaats waar ik wilde zijn - een overdekte winkel met een ruime keuze aan kinderkleren. Ik wist dat de slaapmatjes van de meisjes niet veel meer dan een set kleren konden bevatten, dus dacht ik dat het handig zou zijn als ze wat meer hadden.
"Jullie mogen allebei twee complete sets kleren kiezen," zei ik. "En voor elk een paar sandalen."
Ze waren bijna uitzinnig van vreugde en raakten dan in een halve paniek over wat ze moesten kopen.
"Nee," zei Marie tegen haar zus in het Engels om mij een plezier te doen. "Ik vind het niet leuk als al onze kleren dezelfde zijn. Met vier verschillende T-shirts en vier verschillende rokken wisselen we hele tijd af. Hoeveel mensen zullen dan denken we zijn erg rijk met zoveel kleren?"
"Maar af en toe," zei Suu-Kyi terwijl ze twee feloranje rokken met groene en rode bloemen in de lucht stak, "wij willen twee zelfde uitzichten zijn." Haar verwachtingsvolle glimlach was erg lief en overtuigend volgens mij. Ik keek naar de eigenaar van de winkel, een grote vrouw van middelbare leeftijd met gele spiralen op haar beide wangen, die in onze buurt bleef rondhangen. Ze glimlachte niet.
"Oh, hou op, Suu-Kyi," zei Marie en ging dan verder in het Birmaans. "Zal jij eigenlijk altijd een klein kind blijven? Volgende maand word je acht jaar. Daar heb je waarschijnlijk niet aan gedacht, hé?"
"Jawel." Suu-Kyi hing de rokken terug in het rek. "Maar jij dacht niet dat onze vader misschien blij zou zijn met twee net dezelfde dochters."
De meisjes die zusterlijk, bijna als volwassen vrouwen, bekvechtten, hadden een kalmerend effect op me. Ze betrokken me bij elke stap van hun kleine strijd om dominantie over de ander te krijgen en probeerden me elk aan hun kant te krijgen. Maar het enige wat ik deed was glimlachen, knikken of het hoofd schudden wanneer dat paste en ik was vastberaden om geen van beiden voor te trekken; ondertussen gaf hun vrolijke uitbundigheid me steeds meer energie.
Na een half uur passen en me verschillende combinaties laten zien ter goedkeuring, kozen ze eindelijk twee dezelfde sets, plus twee sets die helemaal verschillende waren. Nadat dat gedeelte van de opdracht vervuld was, koos ik twee zachte, katoenen nachtjaponnen, roze van kleur en identiek. Daarvoor werd ik beloond met twee prachtige glimlachen die ook identiek waren.
Toen de dame onze rekening gemaakt had en verklaarde dat het "maar op negen roepie vijftig" kwam, speelde Marie een van de beste versies van ontzetting die ik ooit gezien heb. Ze zette haar handen in haar zij en opende haar mond, maar voor ze het gevecht aan kon gaan met de slanke dame die boven ons alle drie uittorende, zei ik: "Dank u wel" en betaalde het volledige bedrag. In Amerikaans geld was het minder dan twee dollar en ik vond dat ze het volledig verdiend had door ons zo lang te verdragen.
Toen Marie en ik wegliepen van de balie, zag ik dat Suu-Kyi een gele bokaal aan het bekijken was. Ze stond voor een kleine tafel waarop nog verschillende van die bokalen stonden.
"Wat is dat, Suu-Kyi?" vroeg ik.
"Het is thanakacrème."
Ze liet het me zien. Ik nam het uit haar hand en net als de rest in de winkel stond ook hier geen prijs op.
"Hoeveel kost dit, alstublieft?" vroeg ik aan de grote dame terwijl ik haar de bokaal liet zien.
"Zes anna." Ze keek even naar Marie. "Nee, vijf. Enkel voor speciale klanten."
Ik probeerde mijn glimlach te verbergen terwijl ik betaalde. Marie had de prijs waarschijnlijk tot vier kunnen verlagen.
* * * * *
Zowel Suu-Kyi als Marie gaven me een hand toen we naar het hotel terugliepen; Marie hield mijn hand net iets minder stevig vast dan haar zus. Hun nieuwe kleren en ons eten zaten verpakt in drie rugzakken. We hadden besloten de groene, zeildoeken rugzakken te kopen toen we beseften dat een plotse moessonregen alles wat we meehadden drijfnat zou maken.
De rugzakken bleken nog een extra voordeel te hebben. Ze hielden niet alleen alles droog en waren makkelijk te dragen, ze verborgen ons eten ook voor de nieuwsgierige blikken van de majordomus terwijl we ermee door de lobby passeerden.
Suu-Kyi vond dat ze hun nieuwe sandalen moesten dragen op de terugweg, maar Marie zei dat de plassen in de geplaveide straten ze zouden verknoeien.
In onze kamer legden we onze buit op het bed en dan stelden de meisjes een vraag waarbij ze samenspanden alsof het met voorbedachten rade was.
"Mogen we alstublieft toelating om te baden?" vroeg Marie.
"Voor het avondeten?" ging Suu-Kyi verder met een gebaar naar het eten op het bed. En voegde er voor alle zekerheid "Mr. Busetilear" aan toe.
"Dat lijkt me een goed idee. Daarna..."
Voor ik mijn zin kon afmaken met "...kunnen jullie je nieuwe kleren passen" grepen ze hun kleren en holden naar de badkamer. Toen ik de sleutel hoorde klikken in het slot van de badkamer moest ik glimlachen; dan hoorde ik het geluid van water dat in het bad liep.
Voorbij de balkondeuren zag ik dat de regenwolken weggeblazen waren en plaats gemaakt hadden voor een zonsondergang van roze, oker en goud in een zeeblauwe, gemarmerde lucht. Ik nam een van de stoelen, sloot de gordijnen achter me en maakte het me gemakkelijk in het koele briesje in het halfduister. Ik streek een lucifer tegen de ijzeren reling om mijn pijp aan te steken, schudde het vlammetje uit en dacht na over hoe mijn leven veranderd was in de voorbije tien uur. Ik was niet meer dezelfde man als ik die ochtend geweest was. Mijn dochters hadden me van een man van achtentwintig zonder carrière of geld veranderd in een vader voor de kinderen van Kayin. Toen ik in Mandalay aangekomen was, had ik maar een doel voor ogen gehad: Kayin vinden. Nu moest ik voor de tweeling zorgen en ook hun moeder vinden.