bannerbanner
Raji: Boek Drie
Raji: Boek Drie

Полная версия

Raji: Boek Drie

Язык: nl
Год издания: 2021
Добавлена:
Настройки чтения
Размер шрифта
Высота строк
Поля
На страницу:
2 из 3

"Oh," zei ik na een momentje. "Waar is die tempel?"

"Loop hier gewoon verder een blok of twee, dan aan linkerkant, wandel een beetje tot je ziet felgeel kleur zijkant van huis. Stop en probeer kleine brug te zien vlak voor je aan linkerkant, een paar minuutjes en je zal zien voorkant van Shwe Nadawtempel."

Ik weet niet zeker of het klopte, maar ik had het sterke gevoel dat ze me probeerde uit mijn lood te slaan met haar snelle aanwijzingen.

"Zei je dat links de gele winkel was, of was het rechts?" Ik probeerde het nog verwarrender te maken.

"Wacht hier drie minuten of beetje meer, dan wij wandelen bij die plaats samen."

Met een brede glimlach ging ze de bank binnen. Ik keek door het raam naar haar terwijl ze het geld van het hotel aan een bediende gaf en dan naar een jongedame ging die aan een bureau zat en voorover leunde om haar iets te vertellen. De jongedame gluurde even mijn richting uit en ik keek de andere kant op en zag een politieagent voorbijfietsen.

Nadat ze buitenkwam uit de bank wandelden we door de Yadanarstraat naar de oevers van het Nadikanaal waar ik aan een stalletje ohn no khao swè kocht als lunch. Het eten bestond uit rijstnoedels en kip, bereid in kokosmelk. Het was erg kruidig, zoals het meeste Birmaanse eten, en erg lekker.

We keerden wat te laat terug naar het hotel, maar Kayin verzekerde me dat het oké was. Ik zei dat ik het goed zou maken met een lekker diner in een restaurant in de buurt mocht ze problemen krijgen met de manager.

"Wel," zei ze, "misschien wel een beetje problemen krijgen."

Om 6 uur 's avonds, toen haar werk erop zat, zou ze naar huis gaan om zich om te kleden, zei ze, en dan zouden we elkaar om acht uur terugzien tegenover het restaurant.

Het wachten duurde lang en tijdens die eindeloos durende middag realiseerde ik me dat ik nog nooit een date met een meisje had gehad. Raji en ik hadden heel veel samen gedaan, maar nooit iets wat je echt een date kon noemen. Ik was eenentwintig en onervaren, zoals mijn vader het zou noemen. Ik vroeg me af of Kayin ervaren was. Waarom was ik nooit uitgegaan met een vrouw? Waarom waren Raji en ik nooit samen naar bed geweest? Hoe zou het zijn om met iemand naar bed te gaan? En waarom dacht ik er de laatste tijd zo vaak aan, terwijl dat voordien nooit zo was? Enzovoort enzovoort, uren aan een stuk.

Eindelijk viel de avond en ik was al drie kwartier tegenover het restaurant aan het ijsberen en me aan het afvragen of dit de verkeerde straat was. Maar daar kwam ze, precies om acht uur, over het trottoir in mijn richting gewandeld; haar hakken klikten een snel ritme.

Ik was erg zenuwachtig en ongemakkelijk. Aan een tafel zitten bij kaarslicht met een mooie vrouw was nieuw voor mij. Ik wist niet of ik vragen moest stellen of over mezelf moest praten. Ik had veel tijd doorgebracht met een andere mooie vrouw, Raji, maar onze relatie was ongedwongen, bijna familiaal. Niet romantisch. Ik had het gevoel dat er tussen Kayin en mij ook geen sprake van romantiek zou zijn. Ik was zo'n kluns dat ik overtuigd was dat ze me slaapverwekkend saai vond. Als ze geeuwt, nam ik me voor, vertrekken we en wandel ik met haar mee naar huis.

Maar Kayin was welgemanierd. Ze praatte ongedwongen over Birma en haar job in het hotel en ze stelde vragen over Amerika en de vrijheden die we genoten.

In het begin antwoordde ik kort en ter zake, want ik wilde het gesprek niet domineren. Ze kaartte allerlei onderwerpen aan en hield de vragen en de antwoorden mooi in evenwicht.

We werden bediend en al snel was er een uur voorbij, en dan nog een.

Na het verrukkelijke diner wandelden we uren door parken en voorbij tempels en helemaal tot bij het Golden Palace met zijn brede slotgracht en hoge torens op elk van de vier hoeken.

"Ben je er al ooit binnen geweest?" vroeg ik.

"Het Golden Palace?" vroeg ze. "Dat is waar koning Rama woont."

"Ah, het paleis van koning Rama. Maar ben je er al ooit binnen geweest? Ik vraag me af hoe het eruit ziet."

"Oh." Ze aarzelde en keek een ogenblik naar een van de torens voor ze verder ging. "Op de foto's die ik gezien heb, is het, hoe het zeggen, sierig?"

"Sierlijk," zei ik.

"Ja, sierlijk. Sorry, mijn Engels niet zo goed.”

“Je Engels is fantastisch. Wil je me Birmaans leren?"

Ze keek me een hele poos aan. "Waarom ben je naar Mandalay gekomen?"

We stonden aan de rand van de slotgracht steentjes in het donkere water te gooien.

"Ik ben onderweg naar Myitkyina," zei ik. “Mijn maatje komt me achterna naar het hotel binnen een paar dagen. Ik heb ons aangemeld voor de Gaw-byan, een rivierboot. Ik veronderstel dat we er als scheepsjongens zullen werken of zoiets. Maar we vinden hard werken niet erg."

"Waarom Myitkyina?"

"Gewoon om te zien hoe het daar is."

"Maar wat doe je?" vroeg ze.

In die periode noemde ik mezelf nog steeds een student geneeskunde. Eigenlijk was ik dat niet meer en ik zou het waarschijnlijk ook nooit meer worden. Wat was ik dan wel? Een schooier is het enige woord dat me te binnen viel, maar ik kon haar dat niet vertellen.

"Ik ben student geneeskunde."

“Wanneer zal je afstuderen?"

Haar vragen waren veel beter dan de mijne. Ze ging in op dingen en ik voelde me daar wat ongemakkelijk bij.

"Om eerlijk te zijn, Kayin, misschien ga ik nooit meer terug naar school."

"Waarom?"

"Ik ben ontmoedigd, ontgoocheld en gedegouteerd over de manier waarop de politici en zakenlui onze wereld verknoeid hebben."

"En je bent naar mijn Birma gekomen om wat te vinden?"

Wat, dat is de vraag. Waarom was ik in Birma? Waarom was ik waar dan ook? Zo had ik niet verwacht dat onze avond zou verlopen.

"Ik begin te geloven dat ik naar Birma gekomen ben om jou te vinden."

Kayin trok haar sandalen uit en ging op de rand van de slotgracht zitten. Ze pletste haar voeten in het koele water en raapte dan een handvol steentjes op.

"Onmogelijk," zei ze.

Ik ging naast haar zitten. "Wat is er onmogelijk?"

Ze antwoordde niet; ze gooide enkel de kleine steentjes in het water, een voor een. Ik trok mijn schoenen en sokken uit. Het water was veel kouder dan ik verwacht had.

"Het is niet mogelijk dat je zo ver gekomen bent om mij te vinden."

"Maar ik heb je gevonden."

"Dan ben je voor niets gekomen, geen reden."

Ze leek moeite te hebben om haar emoties te onderdrukken terwijl de steentjes in het donkere water spetterden. Uiteindelijk draaide ze zich naar me toe en hield mijn blik een lang moment vast; dan liet ze het laatste steentje in de slotgracht vallen en veegde haar handen schoon.

"Zie je die ogen?" vroeg ze.

Ik knikte.

"Mijn ogen zijn van mijn Schotse vader. Heel mijn leven ben ik al een, hoe zeg je het, vertrappeling?"

"Verschoppeling?"

"Ja, een verschoppeling. Mijn volk, de Birmanen, behandelen me als een onaanraakbare." Ze keek naar haar hand die ik in de mijn hield. "Begrijp je een onaanraakbare in India?"

"Ja, een dalit, de laagste kaste."

"En de Britten behandelen mij slechter dan de zuivere Birmanen. Ze vinden dat ik een soort afwijking heb. Mijn moeder is de enige die ooit van me gehouden heeft en ze..." Kayin kneep in mijn hand en ik wist dat ze aan het huilen was. "Ik kan niet nooit dit doen aan een kind dat komt," fluisterde ze.

"Kayin." Ik tilde haar kin op en tuurde in haar vochtige ogen. "Als je een kind met blauwe ogen krijgt, denk je dat hij dan ook als een verschoppeling behandeld zal worden?"

"Ja."

"Vind je dat je je hele leven kinderloos moet blijven omwille van iets dat je moeder en vader gedaan hebben uit liefde?"

Ze antwoordde niet.

"Mijn mooie, Birmaanse vriendin, je zou trots moeten zijn dat je deel uitmaakt van twee verschillende werelden. Je bent nu, wat, achttien of negentien?"

"Negentien."

"We zijn ongeveer even oud. Ik ben eenentwintig." Ik nam haar andere hand vast. "En je hebt me net doen inzien dat ik het mezelf de voorbije zes maanden moeilijk gemaakt heb voor iets dat mijn schuld niet is."

Ze fronste haar wenkbrauwen op een manier waarvan ik snel zou gaan houden.

"Mijn maatje en ik zijn gestopt met onze studies geneeskunde omdat we gedesillusioneerd waren door de knoeiboel die de laatste generatie van de wereld heeft gemaakt. We zagen er het nut niet van in om onze studies voort te zetten en dan met ons diploma in de hand in de rij te moeten gaan staan voor brood en om restjes te moeten bedelen."

"Maar dokters zijn overal ter wereld nodig."

"Dat kan wel zijn, maar wij wilden absoluut onderzoek doen en werken aan een middel tegen malaria en pokken. Nu zijn alle onderzoeksprogramma's stilgelegd door een gebrek aan financiering."

"Onderzoek is goed," zei ze, "maar besef je wel dat de Britten al onze middelen afpakken en wat geven ze ons in de plaats? Bescherming! Bescherming, zeggen ze, tegen invasies, tegen ziektes en tegen onze eigen onwetendheid. Als ze ons een beetje medische hulp zouden geven, zouden we erg dankbaar zijn. Maar wij hebben maar een handjevol dokters en verpleegsters voor twintig miljoen mensen."

"Wat? Dat is belachelijk," zei ik. "Er zou een dokter en een verpleegster moeten zijn voor elke vijfhonderd mensen."

"Dit is heel juist, maar wij zouden al gelukkig zijn als onze ernstig zieken af en toe een dokter konden bezoeken." Ze was opgewonden nu, en ik glimlachte toen ik het blauwe vuur in haar ogen zag. Ze was haar persoonlijke problemen vergeten toen ze de Britse opperheren begon aan te vallen. "De pokkenepidemie die mijn moeder gedood heeft, heeft duizenden mensen het leven gekost en er werd niets gedaan om ons te helpen."

"Maar scholen. Ik weet dat de Britten scholen bouwen en overheidsadministraties oprichten."

"Ha!" Ze lachte. "De Britten hebben fantastische scholen, de allerbeste. Er komen veel leraars uit Engeland om hun dierbare kindjes te leren hoe je spreekt en eet en hoe je heerst over de arme, ellendige inboorlingen die het ooit zo trotse Birmaanse volk geworden is. Onze kinderen moeten nog steeds op de grond zitten in lemen hutten en kijken naar iemand die cijfers in de aarde krabbelt. Dat is jullie fantastische, Britse onderwijsstelsel."

"En mocht jij de koningin van Birma zijn, wat zou je dan doen?"

"Alsjeblief," zei ze en ze trok haar handen uit de mijne. "Spot niet met me. Ik ben geen klein kind dat haar zin moet krijgen." Ze keek weg in de richting van het paleis. Er ging een licht uit in een van de hoge torens.

"Geloof me, Kayin, ik geef nooit zomaar iemand zijn zin. Ik ben erg geïnteresseerd in je ideeën en opinies over wat er met de wereld moet gebeuren. Het is onze generatie, die van mij en jou, die de schade moet herstellen die veroorzaakt is door rijke, oude mannen die in ivoren torens wonen. Een jaar geleden zou ik nog de kant van de Britten gekozen hebben en tegen je geargumenteerd hebben. Maar nu weet ik niet meer wat ik moet denken. Ik vind het erg moeilijk om het oneens met je te zijn. Ik wilde dat onze avond samen aangenaam en mooi zou zijn. De hele middag kon ik alleen maar denken aan hoe ik je wat kon opvrolijken en hoe ik ervoor kon zorgen dat je me leuk zou vinden. Ik beschouw je echt als mijn intellectuele gelijke en als ik je vraag wat je zou doen, mocht je de leiding over je eigen land hebben, dan bedoel ik dat op een theoretische manier. Wat zou je doen als je plots de macht had om iets te doen voor je volk?" Ik wist niet waar die speech vandaan kwam, maar ik begon te klinken als de liefhebber van discussies die ik ooit was.

Kayin keek me een hele poos aan. Het was een andere manier van kijken dan wat ik me herinnerde van tijdens onze wandeling naar de bank die voormiddag, toen ons gesprek luchtig en zorgeloos was geweest. Haar blik was antipathiek of kwaadaardig.

"Jij bent Amerikaan."

Ik knikte.

"Dat is zowat hetzelfde als Brit zijn."

Ik haalde mijn schouders op en schudde dan mijn hoofd. Ik beschouwde mezelf helemaal niet als een Brit.

"Mag ik het dan zo verwoorden?" vroeg ze. "Je bent meer Brit dan Birmaan."

Ik zei dat dat klopte.

"Neem dit niet verkeerd op, Mr. Busetilear, maar mocht ik koningin van Birma zijn, zoals je zei, dan zou ik zonder omhaal alle Engelsen en Amerikanen, maar ook de Duitsers en vooral de Fransen buitengooien en ik zou het bovendien slim aanpakken."

"Dat geloof ik meteen," zei ik. "Ik geloof dat je dat zeker zou doen."

"En wat vind je nu van je nieuwe, Birmaanse vriendin?"

"Wat ik van je vind?" Nu was ik het die wegkeek om mijn gedachten op een rijtje te zetten. "Ik denk dat je een rebel bent. Ik ben zo goed als zeker dat je het een en ander afweet van de Amerikaanse geschiedenis en hoe we ons honderdvijftig jaar geleden van het Britse juk bevrijd hebben."

"Ja."

"Ze noemden ons rebellen en terroristen. Ze probeerden ons te onderdrukken met hun militaire macht. En ze zullen hetzelfde doen hier in Birma."

"Laat ze maar proberen," zei ze, "misschien hebben we in onze bevolking ook een Patrick Henry en een Betty Ross."

Betsy dacht ik bij mezelf, maar ik verbeterde Kayin deze keer niet.

Ik ging staan en stak mijn hand uit naar haar. Na een ogenblik nam ze hem aan en trok zichzelf recht.

"Laten we naar het hotel terugkeren," zei ik.

"En?"

"En dan kunnen we theedrinken in het restaurant en praten over studenten geneeskunde en revolutionairen."

Hoofdstuk drie

We deelden een kannetje thee met gouden shweji, de kleine gebakjes met kokosroom en rozijnen, in het restaurant van het hotel. We praatten tot 11 uur 's avonds, wanneer het restaurant sloot. Dan verlieten we het hotel en liepen naar haar kamers, maar toen we bij de hoek van het gebouw aankwamen, begon het hevig te regenen.

"Kom langs hier, snel!" zei ze en ze haalde een sleutel uit haar handtas terwijl we renden.

Toen we bij een zijingang van het hotel kwamen, gebruikte Kayin de loper en opende de deur. We sprongen naar binnen, al helemaal nat van de regen, en dan sloot ze de deur en vergrendelde hem.

We stonden in die kleine voorkamer waar nog een deur was en daar tegenover was er een trap die naar de bovenste verdiepingen leidde. Kayin zei dat het de deur naar de keuken was waar de kok en zijn team aan het opruimen zouden zijn. Geen van ons beiden nam het besluit om de trap te nemen; het was gewoonweg de enige keus.

In mijn kamer gaf ik haar een handdoek en mijn badjas terwijl ik naar de badkamer ging om droge kleren aan te trekken. Toen ik buitenkwam, was ze haar haar aan het afdrogen en ik zag dat ze haar natte kleren aangehouden had onder de badjas. Ik wist dat ze ongemakkelijk en zenuwachtig was omdat ze alleen met mij in de kamer was, dus stelde ik voor om de stoelen naar het balkon te brengen. Het was even plots gestopt met regenen als het begonnen was en de maan piepte door een gaatje in de wolken. Buiten zou ze zich niet bedreigd voelen en zouden we kunnen relaxen.

Het was niet mijn bedoeling om te proberen te vrijen met haar. Als dat later in onze relatie zou gebeuren, prima; fantastisch zelfs. Maar niet die avond. Het zou niet gepast zijn. Ik wilde meer te weten komen over haar verleden, maar ook over haar toekomstplannen. En bovendien had ik geen flauw idee hoe je een vrouw in bed moest krijgen. Kon je een vrouw gewoon vragen dat ze zich zou uitkleden? Of moesten er eerst een paar uur verstrijken met drankjes, grapjes en een voorspel, zoals ik in boeken gelezen had? Misschien moest de man geduldig wachten tot de vrouw hem zei wanneer het tijd was om tot de volgende stap over te gaan.

Ik haatte het dat ik geen ervaring had in de liefde en ik wist dat ik wanneer, of als, het zou gebeuren, wel honderd beginnersfouten zou maken. Door mijn studies wist ik natuurlijk perfect hoe seks in elkaar zat en wat de functie ervan was, maar die professoren geneeskunde beschreven de emotionele of sensuele kant van dat intiemste menselijke gedrag helemaal niet. Waarom waren Raji en ik nooit naar bed geweest? Al was het maar om te weten te komen hoe je zoiets aanpakt en wat je moet doen en in welke volgorde. Maar we waren natuurlijk te 'intellectueel' om ons over te geven aan de onbehouwen activiteiten van andere jongeren. We konden onszelf niet verlagen tot tijd verkwisten aan romantiek. Jammer; ik had de ervaring nu echt wel kunnen gebruiken.

We murwden ons op het kleine balkon en ontspanden ons dan terwijl we zaten te kijken naar de stadslichten die een voor een uitfloepten. Het gefilterde lawaai van de straat nam traag af tot we alleen nog af en toe het gekletter op de kasseien hoorden van wielen van een riksja die zijn laatste klant naar huis bracht na een late avond in de stad.

"Heb je het warm genoeg?" vroeg ik aan Kayin.

Ze glimlachte en knikte.

We zaten tegenover elkaar, onze knieën raakten elkaar en ik kon bijna haar hartslag voelen.

"Woon je al altijd in Mandalay?" vroeg ik.

"Ja. Ik ben geboren in de wijk Quang Ka, vlak bij de rivier."

We lieten de politiek rusten en praatten over onszelf. Haar moeder was gestorven toen Kayin negen was. Ze werd grootgebracht door een ander lid van de familie. Ze hadden niet genoeg geld om haar naar school te sturen, maar ze leerde Engels van een man die ze Than-Htay noemde. Toen ze veertien was, voorzag ze al zelf in haar levensonderhoud en ze zocht haar eigen weg zo goed ze kon door vers fruit te verkopen op straat. Toen werd ze aangeworven door het hotel dankzij haar kennis van het Engels.

Ik vertelde over mijn moeder en vader, de boerderij in Virginia waar ik opgegroeid ben, Octavia Pompeii Academy en dan mijn opleiding geneeskunde. In de lente van 1928 had mijn moeder al onze investeringen in staatsobligaties belegd. De opbrengst was niet zo hoog als op de bruisende aandelenmarkt, maar investeren in de aandelenmarkt, had ze tegen mij en papa gezegd, was als een woeste stier berijden - het was beslist opwindend, maar ooit zou het beest je op de grond gooien en misschien wel vertrappelen. Dankzij haar goed beoordelingsvermogen stond mijn gezin er in 1932 financieel beter voor dan voor de crash in '29. Onze overheid bleef gewoon dividenden uitkeren op de obligaties van mijn moeder, ondanks de Depressie.

Ik vertelde Kayin dat ik mijn studies had afgebroken en gewerkt had op het schip naar India. Ik schreef naar mijn moeder, maar vroeg haar niet om geld. Doordat zoveel mensen leden onder de vernietigende economische depressie vond ik dat ik geen recht had op het geld van mijn ouders. Ze hadden de boerderij uit het niets opgebouwd en het grootste deel van hun inkomen was nu afkomstig van de staatsobligaties en een kleine kudde miniatuurpaarden, maar dat was allemaal mijn verdienste niet. Ik nam me voor even berooid te zijn als de grote meerderheid van de mensheid en zelf mijn weg te zoeken.

Tegen 3 uur 's morgens tijdens onze eerste nacht samen, wisten Kayin en ik bijna evenveel over elkaar als we over onszelf wisten. Het was ook die nacht dat ze me begon Birmaans te leren. Ik heb altijd al een talenknobbel gehad en had heel snel Hindi van Raji geleerd. De grammatica was een beetje moeilijk, maar slang was mijn grootste probleem. Het slang van een land leren, is het moeilijkste voor wie zich wil integreren.

"Hoe laat moet je op je werk zijn?" vroeg ik aan haar.

"Om zeven uur."

Ik wandelde de paar blokken mee naar haar huis, een appartement in de buurt boven een atelier, waar ze samenwoonde met een ander meisje. Ik vroeg waarom ze niet in het hotel woonde en ze vertelde me dat dat veel te duur was.

Ze zou maar een paar uur kunnen slapen voor ze weer naar haar werk moest, dus besloot ik om vroeg op te staan en me wat in de stad bezig te houden. Als zij de hele dag wakker moest blijven, dan ik ook.

We hadden afgesproken om samen te lunchen in het Yadanacafé.

"Word je restauranteten niet beu," vroeg ze, "de hele tijd, elke maaltijd?"

"Ja. Voor een tijdje is het wel oké, maar dan begint alles hetzelfde te smaken." Ik brak een cracker en smeerde er een beetje boter op.

Ze nipte van haar thee en gluurde naar een ober die een paar munten meenam van op een tafeltje in de buurt. "En het is ook best duur."

"Ik weet het." Ik knabbelde aan mijn beboterde cracker.

"Wil je niet bij ons komen eten vanavond?" Haar theekopje kletterde in het schoteltje doordat ze het op de rand zette in plaats van in het midden. Haar gezicht werd een beetje rood en ze keek beledigd naar het kopje.

"Graag," zei ik, "maar je kamergenote?"

"Lanna zal geen bezwaar hebben," zei Kayin snel. "Ze zal blij zijn dat we gezelschap hebben."

We spraken af hoe laat ik zou komen eten die avond, terwijl we terugliepen naar het hotel.

"Je moet wel uitgeput zijn," zei ik.

"Nee, hoor, helemaal niet. Ik vond gisteravond erg eerlijk."

"Heerlijk," zei ik. "Vind je het vervelend als ik je Engels verbeter?"

"Ik ben dankbaar dat je het doet. Hoe kan ik het anders weten?"

"En," zei ik, "als ik Birmaans leer, kan je mij ook verbeteren."

"Dat zal ik doen," antwoordde ze toen we bij de deur van het hotel aankwamen. "Ik zal je verwachten vanavond."

Kayin raakte mijn hand aan en ik had het sterke gevoel dat ze mijn wang wou kussen, maar zich inhield. Ik wilde haar alleszins kussen.

Ze haastte zich het hotel in om aan het werk te gaan.

* * * * *

Het appartement van Lanna en Kayin bestond uit twee kleine kamers en een minuscule keuken boven het atelier van een wever in de Hoa-Binstraat. Ze deelden een gemeenschappelijke wasruimte met een paar andere gezinnen in het gebouw naast het hunne.

"Waar is Lanna?" vroeg ik terwijl ik op de grond ging zitten aan een lage tafel die Kayin me had aangewezen.

Ze rende naar de keuken om iets te checken op het fornuis. "Ze moest weg voor dringende familiezaken, komt binnen twee uur terug," zei ze terwijl ze een groot dienblad naar de tafel bracht. "Ongeveer," voegde ze eraan toe en glimlachte even naar me terwijl ze tegenover me ging zitten aan tafel.

We genoten samen van een fantastisch diner. De hoofdmaaltijd bestond uit een grote schotel gestoomde rijst met een verrukkelijke kip curry en twee grote salades voor ons samen. De ene heette lephet en de andere was een gembersalade. De lephet bestond uit veel verschillende ingrediënten die zorgvuldig op een lange schotel geschikt waren: gedroogde garnaal, geroosterde gele erwten, sesamzaadjes, gebakken look, groene pepers, limoensap en groene chilipepers. Ze werden aan tafel naar wens gemengd. Als dessert aten we lekkere kokospudding.

Terwijl we de tafel afruimden en het eten wegstopten, zei ik tegen Kayin dat het het beste maal was dat ik gegeten had sinds ik vijf jaar voordien naar de academie was vertrokken. Met haar typisch Birmaanse bescheidenheid weigerde ze mijn compliment te aanvaarden en ze zei dat Lanna het meeste voorbereidende werk gedaan had voor ze vertrokken was.

Het was al laat en Lanna was nog niet teruggekeerd. Kayin leek zich geen zorgen te maken om haar kamergenote en ik realiseerde me al snel dat ze waarschijnlijk die avond niet meer thuis zou komen.

Hoofdstuk vier

De technische problemen waarover ik me zorgen gemaakt had in verband met de juiste aanpak van het naar bed gaan met haar deden zich helemaal niet voor. We zaten gewoon naast elkaar op kussens op de vloer en luisterden naar muziek van Glenn Miller op de BBC toen ze haar hoofd op mijn schouder legde. Ik liet mijn arm rond haar glijden en dan, bijna als een vervolg op mijn armbeweging, hield ze haar hoofd naar achteren en onze lippen leken elkaar als vanzelf te vinden. Vanaf dat moment nam de natuur de controle over onze lichamen helemaal over.

Het laatste wat ik me herinner waren de woorden van Let’s Do It, Let’s Fall in Love van Cole Porter. Dan volgde weer een slapeloze nacht, maar geen van ons beiden vond dat erg. Ik denk dat Kayin door mijn onhandige gedoe wel door had dat ik nog nooit met een vrouw naar bed geweest was. Ze fluisterde in mijn oor dat ze twijfelde wat te doen en dat we het samen zouden moeten leren. Toen de zon opging waren we allebei grondig ingewijd in de kunst van het liefdesspel.

На страницу:
2 из 3