bannerbannerbanner
Het eerste ontwerp voor de bedijking der Zuiderzee, 1848
Het eerste ontwerp voor de bedijking der Zuiderzee, 1848

Полная версия

Het eerste ontwerp voor de bedijking der Zuiderzee, 1848

текст

0

0
Язык: nl
Год издания: 2017
Добавлена:
Настройки чтения
Размер шрифта
Высота строк
Поля
На страницу:
3 из 3

Er bleef nog een groot bezwaar in de voltooijing van dit werk: het IJsselwater, dat langs Kampen heen afstroomt. Men zou den IJssel, door het droog te maken terrein, op Enkhuizen aan dienen te verlengen, dat evenwel met groote kosten zoude gepaard gaan; doch daarmede waren de waterophoopingen in Gelderland en Overijssel niet gekeerd, en die dienen in het belang dezer gewesten te verdwijnen, en de werking onzer rivieren dient verbeterd te worden. Door boven aan den IJssel eene krib te leggen, heeft men den Rijn het noodige water ontnomen, en verkrijgt de IJssel nu meer water, dan langs zijne natuurlijke bedding kan afloopen, zoodat de uiterwaarden niet alleen, maar ook vele bouwlanden, onder staan, en bij hoogen stand der boven-rivieren, langen tijd in het voorjaar onder blijven staan, waardoor onberekenbare schade wordt geleden. De IJssel is dikwijls reeds bij Kampen op gewoon peil gedaald, wanneer bouw- en weilanden, hooger op, nog onder staan. Met den IJssel te verlengen, ware de kwaal niet genezen; er dient dus naar een ander middel omgezien te worden, en dit zoude, onzes erachtens, volledig bereikt worden, door een kanaal te graven, van af omstreeks een half uur beneden het veer van Westervoort, bij Velp de hoogten doorsnijdende, om in de rigting van de Steenenkamer in de ringvaart te komen; men zoude in den IJssel zelven welligt drie schutsluizen dienen te leggen, om water op denzelven te houden. Aan de monding van het kanaal moest eene sluis worden gelegd, benevens nog twee andere tusschen beiden. Op 50 ellen afstands van het kanaal zouden dijken of kaden dienen te liggen, om bij hoogen stand van het water, als uiterwaarden, tot waterberging te dienen. Afgescheiden van de sluis, beneden het veer van Westervoort, moest aan weêrszijden van de sluis een overlaat gelegd worden, om bij hoogen waterstand als regelaar te dienen, waardoor de dikwerf gevaarlijke toestand van het land werd voorkomen. Dit kanaal tevens behoorlijk breed, zou zeer dienstig zijn voor den handel van Amsterdam naar den Rijn, als leverende niet alleen een korter traject op, maar het ware ook beter te bevaren, dan langs Utrecht, het kanaal en den Rijn op, of langs Gorkum in de Waal, stroomopwaarts.

Wij onthouden ons van het verder ontwerp hier ter neder te stellen. De indijking van het overige gedeelte der Zuiderzee, door middel van dijken de eilanden aan elkander te vereenigen, is doenlijk, alsmede kanalen daar door te graven, van Harlingen af, naar de gaten van het Vlie en van Terschelling en van Groningen door de Lauwerzee op Ameland, benevens de benoodigde ringvaarten om de wederzijdsche kusten. De kosten zouden daarvan minder over elk bunder bedragen dan over de twee eerste perceelen; doch middelerwijl de twee eerste vakken voltooid en geschikt voor de cultuur gemaakt werden, is er tijd genoeg om de aandacht op het overige te vestigen. Men had dan door het daarstellen van de eerste werken, meerdere ondervinding verkregen, om met meer zekeren kans op voordeel het verdere door onze nazaten te laten voleindigen. De oppervlakte van het in te dijken gedeelte van de Zuiderzee, van bij Enkhuizen tot bij Stavoren, is omstreeks 260,000 bunders; het overige om de eilanden en de Groninger kust heen tot in den Dollard, 540,000 bunders.

Tusschen de twee dijken in het IJ, van bij het Westerdok naar het Tolhek en van Diemen op Durgerdam, behield men eene waterkom van omstreeks 1200 bunders oppervlakte, eene schoone ruimte voor eene haven voor Amsterdam, ruim genoeg om de grootste vloot van oorlog- en koopvaardijschepen te bevatten; er bestond een groot verval van het IJ in de Noordzee, waardoor het spuijingsvermogen der sluizen van de stad, hetwelk nu zoo onvolledig is, krachtig bevorderd zou worden; zoodat de grachten met zoet Vechtwater zouden verfrischt worden en de stank, die nu jaarlijks, door het stilstaand water, toeneemt, zoude geheel verdwijnen.

Wij zijn geene geleerden, gewoon om hunne lettervruchten aan het publiek mede te deelen, maar diep doordacht en veel besproken is ons ontwerp; enthusiasten mogen wij in de zaak zijn, doch wij maken desniettemin van ons oordeel een bedaard gebruik. Evenwel zijn wij minder geschikt, om bij het levendig gevoel, over de wenschelijkheid en noodzakelijkheid, der ten uitvoerlegging van ons plan, hetzelve in dien stijl en zoo regelmatig voor te dragen, als wij het wel zouden wenschen, – dit gelieve de lezer in het oog te houden; hier wordt handelen en daarstellen bedoeld – terwijl wij den landgenoot zoeken te overtuigen, dat er groote behoefte bestaat, om de zaak in hare uitvoerbaarheid, wenschelijkheid en nuttige strekking te overwegen, en handen aan het werk te slaan, om hetzelve te volbrengen; eene zaak, die elken Nederlander ter harte moet gaan, en die zoo ontzaggelijk veel tot herleving en bevordering van den bloei en welvaart van ons vaderland zal en moet medewerken.

Vestigen wij ons oog op de noodzakelijkheid der droogmaking van de Zuiderzee, zoo mogen wij het ons niet ontveinzen, dat wij door den Belgischen opstand en het verlies van zoovele provinciën, met hare inwoners, op een lager standpunt in de rij der volken zijn gedaald, dat wij door den afval van België, in aantal van bevolking en in onze financiën grootelijks zijn benadeeld geworden, dat ons daardoor hooge schuldenlasten zijn opgelegd, die, men moge zeggen, dat ze dragelijk zijn in voorspoed, echter bij onzen kwijnenden toestand een drukkende last zijn geworden.

De middelen aan te wijzen en tevens aan te grijpen, om die te kunnen torschen en te boven komen, is de pligt zoowel van den onderdaan als van de regering: de onderdaan, de middelen aanwijzende, maakt zich verdienstelijk aan den staat; de regering ware te laken, zoo zij die niet behartigde, omdat het initiatief niet door haar was genomen. Noodzakelijk voor het welzijn van de geheele Natie is dus de aanwinst eener provincie, welke ons door geene politiek kan worden betwist.

De noodzakelijkheid gebiedt de indijking van de Zuiderzee, om de steeds toenemende verspoeling onzer gronden, die den toestand van het land gedurig benarder maakt; wij blijven er zorgeloos op staren, zien het steeds aangroeijende gevaar over het hoofd en denken slechts dààr aan herstellen, waar zigtbare schade aangerigt of waar het herstellen onvermijdelijk is; maar wij bezigen, helaas! geene middelen, om de herhaalde, ons steeds verzwakkende, aanvallen geheel krachteloos te maken.

Is eenmaal de in- en uitstrooming van het water onzer zeegaten geweerd, zoo zal de stroom, die nu langs de eilanden en de kust loopt en dezelve ondermijnt, ophouden, en daardoor de verdere afspoeling niet meer plaats hebben. Niet alleen zullen de ontzaggelijke daarmede gepaard gaande uitgaven worden bespaard, maar er zal ook nog aanwinst van grond aan de nu steeds afnemende kust ontstaan.

Noodzakelijk wordt de indijking der Zuiderzee gevorderd om de jaarlijks plaats hebbende dijkbreuken en de daardoor veroorzaakt wordende inundatiën te keeren. De provinciën toch worden in hunne financiën te onmagtig, de kosten van herstel alleen te dragen en de te korten in 's lands kas jagen te veel schrik aan, om rijks-subsidiën te gedoogen, terwijl men al tevreden moet schijnen, de dijken in dien toestand te kunnen houden, waarin zij zijn, als de middelen ontbreken, om de gewenschte versterkingen daaraan te bewerkstelligen.

Noodzakelijk wordt de indijking, om door een beter te verkrijgen afloop van water, in en door de ringvaarten en kanalen, de plaats vindende overstroomingen, zoo door winden, als door gebrek aan afloop van rivier- en regenwater te keeren. Er kan aan geene verbetering van gronden door bemesting en bebouwing worden gedacht, wanneer onvruchtbaar regenwater maanden lang achtereen op de velden blijft staan, wanneer de stand der zee te hoog is of het spuijingsvermogen aan de sluizen ontbreekt, om de gewenschte afwatering te kunnen bewerkstelligen, al is het water ook laag in de Noordzee. Voor millioenen nadeel is daardoor aan onzen grond berokkend: gronden, die waarde bezaten, zijn tot moerassen geworden, waar de opbrengst der landen de polderlasten niet meer kan goedmaken. Het is waar, men gewent er zich aan, zulks met onverschilligheid aan te zien, zonder de krachten in te spannen, dit te keeren en te verbeteren. De regering, zoo als in vele andere zaken, kent de behoeften niet, is niet op de hoogte en dikwijls niet bij magte om datgene daar te stellen, wat wenschelijk en noodig is. Provinciale en plaatselijke belangen, worden door tegen elkander schijnbaar indruischende belangen gedwarsboomd en alles is en blijft in eenen verachterden en nog steeds meer verslimmerenden toestand liggen.

Der Genie werd voor omstreeks drie jaren belast, om de linie van defensie, van af de Grebbe tot bij Amersfoort, op te nemen; en die verwaarloosd liggende verdedigingswerken (hoofdzakelijk tot inundatie) te herstellen. Jammerlijk is het gesteld met de afwatering van de Veluwe. Men verlangde tegelijk met de vernieuwing der defensie-kanalen, een kanaal tot afwatering; plannen en bestekken werden gemaakt, de plaatselijke besturen werden opgeroepen, er werd veel gesproken, – maar niets besloten. Alles blijft dus in status quo, en de genie gaat nu voort, alleen voor hare defensiewerken te zorgen, zonder dat er iets hoegenaamd, voor het welzijn der provincie uit voortvloeit. In Gelderland moet er aan gedacht worden, om voor die provincie alleen eenige verbeteringen aan de afwateringen daar te stellen, alsof Gelderland niet, even als Utrecht, een gedeelte van het geheel ware.

Door vermindering van welvaart in de Veluwe moeten zeer natuurlijk de opbrengsten van alle rijkslasten aldaar verminderen; dit minder beloop moet door alle anderen gezamentlijk vergoed worden, zoodat het Algemeen belang heeft bij de welvaart van de Veluwe, en zoo is het er overal mede gelegen.

Geen Overijssel moest in verschil zijn met Drenthe over kanalen, en de vraag moest maar zijn of het Algemeen er voordeel van trekt? – de hooge regering moest dit punt beslissen.

Hoevele nuttige ondernemingen blijven niet, door zoogenaamde plaatselijke belangen, onuitgevoerd, daar geene der partijen toegeven wil, en het aan een oppergezag ontbreekt, om, eenzijdige en kortzigtige plaatselijke belangen ter zijde stellende, den knoop door te hakken? Alles hier te lande verlamt daardoor. Vestigt men het oog op België, hetwelk sedert deszelfs opstand dit stelsel heeft laten varen, welke verbeteringen zijn daar niet in vergelijking met hier, sedert dien tijd daargesteld? Geene tollen meer op algemeene rijkswegen, en een algemeen spoorwegstelsel aangenomen, dat algemeen en niet eenzijdig werkt.

Te Amersfoort bestaat eene Arrondissements-regtbank, en het ontbreekt in het Arrondissement aan wegen, om der regtbank te naderen. Een weg van Wijk bij Duurstede naar Amersfoort wordt allerdringendst gevorderd; de handel in vruchten uit de Betuwe naar Vriesland en Groningen zoude daardoor zeer toenemen. De stad Amersfoort legde, ingevolge mondelingsche overeenkomst, op eigene kosten een gedeelte van dien weg tot aan Leusden aan, en bij de provinciale staten er op aandringende, dat de weg zoude worden verlengd, vond men, dat niets daarvan in de Protocollen was opgeteekend.

Sedert twee jaren zijn er door twee verschillende partijen aanvragen gedaan, om eenen weg te maken van Woudenberg naar het station van den Rijn-spoorweg te Maarsbergen, en van daar op Leersum; jaren bleef dit punt onbeslist, ofschoon de stad Tiel met de omliggende Betuwe, Amerongen, Woudenberg enz. als ook de Rijn-spoorweg er het grootste belang bij hebben. Zoo is het doorgaans in het geheele Rijk gesteld.

Niet alleen dat eene betere afloop van water hoogst noodig is, er is ook behoefte aan waterberging. Is de Zuiderzee hoog, dan is er ook geene gelegenheid, de sluizen te openen en in dezelve het tot ons nadeel verstrekkende water te lozen; – daaraan hebben Noord-Holland, Utrecht, Gelderland, Overijssel, Drenthe, Vriesland en Groningen behoefte.

Onze ringvaarten kunnen tot waterberging dienen, en te gelijkertijd is door de noordelijke en westelijke uitgangen, nu door den eenen, dan door den anderen, gelegenheid tot afloop. Thans is er bij eenen noordelijken, dus opstoppenden, wind geene gelegenheid water te lozen, dat alsdan door het krachtig werkend zeekanaal van Amsterdam naar de Noordzee zal kunnen geschieden, en van zegenrijken invloed op vele provinciën zijn.

Zoolang men in eenen toestand verkeert, die drukkend is, en waarvoor geene uitkomst denkbaar schijnt, moet men in dien toestand blijven verkeeren; wordt er echter een middel aangewezen, dien toestand te verhelpen, zoo is het plichtmatig, dit middel aan te wenden. Als redelijke wezens rust op ons die verpligting, en te regt zouden wij worden beschuldigd, onze dierbaarste belangen te hebben verwaarloosd, als wij de middelen, om onzen toestand te verbeteren, niet aanwendden.

Het grootste gedeelte van Noord-Holland, Amsterdam, Amstelland en een gedeelte van Rijnland lijden in hooge mate door de aanslibbing van het IJ; de sluizen worden daardoor werkeloos; de staat der landerijen is verachterend; daar, waar welige weiden, vruchtbare moesgronden, (die men bij vroegeren voorspoed van vele fabrijken, aan handel en zeevaart verbonden, ontberen kon) zouden zijn, vindt men thans moerassen, die steeds aangroeijen. Deze steeds verslimmerenden toestand schijnt te verhelpen; doch door het voorgestelde kanaal, dat een verval van water van een el zal geven in de Noordzee, zal het spuijingsvermogen kunnen hersteld worden, en nu gebiedt de noodzakelijkheid, dit redmiddel niet van de hand te wijzen. Al onze noordelijke provinciën hebben gebrek aan waterlozing, de dijken vorderen voorziening, en – het middel tot herstel, de indijking van de Zuiderzee, is daar, de pligt gebiedt dus dit werk te ondernemen.

Denkt men er wel aan, welke noodlottige gevolgen eene inbreuk aan den Westvrieschen-Dijk bij Hoorn voor twee jaren had kunnen hebben, indien niet de Voorzienigheid er voor gewaakt had, dat het nog dag was, zoodat men dus nog reddingsmiddelen kon bijbrengen? Welke jammeren waren er ontstaan, hoevele menschenlevens er verloren, hoeveel vee en hooi vernield, indien zulks in den nacht ware geschied, gelijk als in 1825! Dit kan in het vervolg worden voorkomen, en de pligt gebiedt, daartoe mede te werken.

De noodzakelijkheid gebiedt de droogmaking van de Zuiderzee; om ontginningen van uitgestrekte heidegronden met goed gevolg te kunnen ondernemen, is er behoefte aan mest, dat door eenen veestapel moet verkregen worden; het vee moet hooi hebben en dat is er niet genoegzaam voorhanden, maar zal in de drooggemaakte Zuiderzee kunnen gewonnen worden – thans zijn er duizende nijvere bouwlieden, die vruchteloos naar land ter bebouwing zoeken, het gevolg daarvan is, dat de pachten derwijze hoog opgedreven worden, dat de huren niet kunnen worden betaald, dat de boer verarmt, en de grondeigenaar ten slotte verliest; daarenboven bestaat er eene overbevolking ten platte lande, waardoor de concurrentie naar werk zoo groot wordt, en de arbeidsloonen dusdanig verminderen, dat de arbeider met zijn gezin gebrek lijdt – tot voor 15 centen per dag werkt men in den winter. Die toestand zal verbeteren door de voorgestelde droogmaking, en men mag dezelve dus niet onuitgevoerd laten.

De middelstand kwijnt, en alles duidt stilstand aan, hetwelk achteruitgang, en alzoo geene verbetering is. Dat de veeteelt hier te lande een beter resultaat oplevert, is aan de mildere beginselen van eenen PEEL te danken. Brengt zij echter aan de eene zijde voordeel aan, aan de andere zijde lijdt de middelstand daardoor, en wel bijzonder die in de steden. Door meerdere aanfokking van vee zullen de prijzen matiger en het evenwigt hersteld worden, doch dit kan niet geschieden, tenzij de droogmaking der Zuiderzee ons daarvoor den grond oplevere; ook daarom bijzonder is er behoefte aan deze indijking.

Конец ознакомительного фрагмента.

Текст предоставлен ООО «ЛитРес».

Прочитайте эту книгу целиком, купив полную легальную версию на ЛитРес.

Безопасно оплатить книгу можно банковской картой Visa, MasterCard, Maestro, со счета мобильного телефона, с платежного терминала, в салоне МТС или Связной, через PayPal, WebMoney, Яндекс.Деньги, QIWI Кошелек, бонусными картами или другим удобным Вам способом.

Конец ознакомительного фрагмента
Купить и скачать всю книгу
На страницу:
3 из 3